Kermis in de vijftiger jaren.

In september streek de kermis neer op de Burcht waar ik met mijn ouders en zusje altijd ‘s avonds naar toe ging. Dat was een totaal andere opzet dan de huidige kermissen. Bestaat die tegenwoordig voornamelijk nog uit spektakel, die uit de jaren vijftig bracht meer entertainment. Het leek wel of het op dat moment altijd zwoel nazomerweer was en er heel veel mensen op de been waren, zodat je moest uitkijken dat je in dat gedrang niet je ouders kwijtraakte.

Zodra je van de Wilhelminabrug de Burcht op liep, was er vlak aan het begin een kraam met noga, zuur- en kaneelstokken met vlak daarna de tent waar je met een schepnetje, uit een lange bak water, één van de tientallen rubberen goudvissen moest scheppen. De uitbater pakte dan jouw gevangen vis die over de lengte uit twee helften bestond en vanuit het midden open gedraaid kon worden. Daar zal iets van een code zichtbaar geworden zijn, welke bepaalde wat voor prijs je “gewonnen” had. Verderop kon je ballengooien, waar je door middel van zeer lichte (met watten gevulde?) ballen, moest proberen om een stelling conservenblikken omver te gooien. Als je alle blikken van de plank wist te meppen, maakte je aanspraak op een gigantisch speelgoedbeest die je de rest van de avond over de kermis mee moest zeulen. 

foto.Familie Koene

Met entertainment bedoel ik ook de tent waar een uit “de binnenlanden van Afrika” afkomstig monster te bewonderen zou zijn. Een man lokte het publiek naar binnen met angstaanjagende verhalen waarbij hij als voorproefje een luikje open klapte waar alleen de kop van een gorilla-achtig monster te zien was en er zelfs een harige arm even naar buiten werd gestoken. Binnen bevond zich een ijzeren kooi waar het “beest” enorm agressief tekeer ging. Einde voorstelling! Wat zal die man in dat pak het warm en benauwd gehad hebben….

Uiteraard was er de schiettent, waarvan het verhaal ging, dat er met de lopen van de buksen geknoeid zou zijn. Ondanks dat, wist mijn vader altijd raak te schieten. Vaak waren het “pijpjes” of schietschijfjes waar je op moest mikken en als het raak was werd er een foto van je gemaakt. Vader Krijt schiet raak.

 

Op een groot bord dat voor een andere tent hing, stond soms de tekst: Hedenavond TUUT!

Daarbinnen was een hele grote houten draaischijf van zo’n 6 meter doorsnee. Het publiek moest op de schijf gaan staan, die langzaam in beweging werd gebracht en na verloop steeds harder ging draaien. Door de middelpunt vliedende kracht vielen er steeds meer mensen af. Tuut (dit was zijn bijnaam en weet ik niet hoe hij werkelijk heette) was een forse, maar zachtaardige man, die in het dagelijkse leven huisschilder was. Kennelijk verdiende hij er met allerlei bijbaantjes zoals dit, wat extra geld mee. Zo was hij ook op de Westzanerdijk suppoost bij ZFC, compleet met dienstpet, waar hij met een subtiele veegbeweging van zijn voet ons te kennen gaf om achter het ijzerdraad van de paaltjes rondom het veld plaats te nemen, als we ons weer eens languit naast het doel hadden genesteld. Door zijn forse bouw had Tuut op die draaischijf de taak om de mensen met zijn achterwerk een zetje te geven en was daardoor een extra attractie geworden. Tijdens het draaien liet men een bal boven de schijf naar beneden zakken waar onderaan een pluimstaart hing. Het was de bedoeling dat je moest proberen om die staart er af te trekken, maar net als je dacht dat je hem grijpen kon, werd deze iets omhoog getrokken. Uiteindelijk lukte het iemand toch en won daar dan misschien een gratis rondje mee. Uiteraard werd degene die als laatste op die schijf bleef staan, tot de winnaar uitgeroepen.

Over de Burcht hing een kakofonie van geluid, onder andere veroorzaakt door de motoren van de steile wand race, de bellen van de draaimolens, de sirene van de rupsbaan zodra de schermen over de wagentjes werden dichtgetrokken, de knallen van de kop van jut en de kreten uit de echoënde luidsprekers, waarmee het publiek gelokt moest worden, zoals: “Altijd prijs!” en “Meedoen is winnen!”

Er waren twee attracties die wij echter nooit oversloegen. Het ene was een piepklein circusje dat in mijn herinnering maar uit drie mensen en een ezel bestond. De als directeur verklede man (August) praatte voor de tent het publiek naar binnen. Hij was erg klein, maar geen lilliputter voor zover ik weet. Binnen was een kleine piste. Ik weet niet precies meer wat de rol van dat ezeltje was, maar wel dat de tragiek er vanaf droop in die zeer matig gevulde circustent. Het wachten was op de hoofdact die zij jaar na jaar opvoerden: “Het spiegelschot!”

Aan de ene kant van de piste stelde zich dan een man op die een geweer droeg waarvan hij de loop over zijn rechter schouder had gelegd. In zijn andere hand hield hij een spiegeltje met handvat vast. De directeur stond aan de andere kant van de piste en hield zijn arm gestrekt omhoog waar hij in zijn hand een brandende kaars vasthield. Ondertussen legde hij het publiek uit dat zijn collega met de rug naar hem toegekeerd, via die spiegel zijn geweer zou richten om de kaarsvlam uit te schieten. Onder luid tromgeroffel werd de spanning opgevoerd en kenden wij de teksten al uit ons hoofd die er daarna zouden volgen. De schutter riep dan theatraal: “Het spiegelschot!!” en werd dan door de directeur die nog steeds met opgeheven arm met die brandende kaars in zijn hand stond, beantwoord met: “Het Vrijheidsbeeld!!” (ja.., dat was humor!) Dan klonk er het schot en de kaars was uit. Einde voorstelling.

Hoe was het mogelijk om toen met dit simpele vermaak jaren achtereen je brood te kunnen verdienen?

Het slotstuk van de avond was steevast, wat wij de “knoktent” noemden. Ook deze attractie stond er elk jaar weer.

Hier kon iemand uit het publiek het opnemen tegen één van de vechtsporters die op het podium voor de tent stonden opgesteld en stuk voor stuk met veel show door de speaker aan het publiek werden voorgesteld. Daar was “Tiger Jack” die jiu jitsu en catch as catch can beoefende. (karate was volgens mij toen nog niet bekend). Hij was gekleed in een judopak en bij de introductie kwam hij snuivend, op blote voeten en met agressieve arm- en beengebaren naar voren gestormd en soms spugend naar het publiek om de boel op te jutten, waar dan joelend op gereageerd werd.

Daarna kwam Rocky Montana de bokser, die in een soort badjas gekleed was en een handdoek om zijn nek droeg alsof hij net van een warming-up uit de gym vandaan kwam. Met zijn in witte bandages gehulde handen sloeg hij ritmisch tegen een aan het plafond opgehangen boksbal.

Tenslotte was daar Caesar Romero die gespecialiseerd was in het Grieks-Romeins worstelen. Dat was een forse, kalende man en erg veel op de persoon leek die in de films van Laurel & Hardy de rol van schurk speelde. Zodra hij opgeroepen werd, kwam hij ondanks zijn zware gestalte, met zeer luchtige huppelpasjes naar voren. Hij droeg een zwart worstelpak waar maar één diagonaal aangebrachte schouderband aan zat. Om zijn kracht te tonen, scheurde hij sensationeel een telefoonboek doormidden terwijl hij daarbij één mondhoek steeds dreigend naar beneden trok.

Elke voorstelling was “volle bak”. Er waren geen zitplaatsen binnen, zodat het publiek zich staand rondom de ring moest opstellen. Dat laatste vond ik wel prettig, want dan kon ik me tenminste achter iemands rug verschuilen zodra ik het te angstig vond worden wanneer de geselecteerde tegenstander hard op de verende houten vloer van de ring werd gesmeten. Ook had ik veel medelijden met de bokser die met opgerolde broekspijpen en op zijn sokken voortdurend wegslippend het moest opnemen tegen de uitdager die in volledige tenue, inclusief mondbeschermer een ongelijke partij voor hem was. Tijdens het gevecht werd er zelfs een losgeslagen tand uitgespuugd en er na afloop door de ringspeaker aan het publiek gevraagd werd waar de dichtst bijzijnde tandarts gevestigd was…

Jaren later besef je pas dat het allemaal show geweest is, waar zelfs de uit het publiek geselecteerde tegenstanders onderdeel waren van deze opgevoerde acts en die losgeslagen tand wel een pinda of iets dergelijks geweest zal zijn.

Na een paar rondjes in de draaimolen en voorzien van een roze plakkerige suikerspin, gingen we weer voldaan naar huis, waar we op de kop van het Wijnkanspad dan een groep heilsoldaten passeerden die daar gedurende de kermis, onder begeleiding van een trapharmonium psalmen zongen en stukken uit de bijbel citeerden als tegenhanger van het Sodom en Gomorra dat zich op de Burcht afspeelde.

door Hans Krijt

foto’s: Hans Krijt, familie Koene, Gemeentearchief Zaanstad