Nieuwjaarsoverdenking

door Gre Luttik

Ach, met oud en nieuw dan denk ik aan de jaarwisseling aan het Hanenpad.

Wie had daar geld voor vuurwerk? Niemand toch,  of het moest iemand zijn die met een air van: ik zal ze even een poepie laten ruiken, toch wat rotjes en schlemielige vuurpijlen had gekocht. Met afsteken wachtte hij tot hij alle aandacht van de buren op zich wist gevestigd.

Enkele seconden vóór middernacht begonnen schepen in de Amsterdamse haven te toeteren. Dan volgden de eerste, kleinere schepen in de Zaandamse haven.

Die middag hadden we nog met Schaap een rondje gevaren. Onze opdracht was om te kijken of er een héél groot schip voor de wal lag. Vaak kwam zo’n schip uit Rusland.

“ Ja hoor, er ligt toch een joekel”!

En dan was het wachten tot die joekel ging toeteren. Dat was geen toeter, het was de aankondiging van het Laatste Oordeel!

De laatste regel van het lied: ‘Uren, dagen, maanden, jaren’, kreeg door dit zware basgeluid een extra dimensie. Het trilde ook in je ribbenkast.[1]

Tegelijk met de schepen begonnen ook de kerkklokken te beieren. Natuurlijk eerst de 12 slagen van het uurwerken van de Oostzijderkerk in de Klauwershoek en de  Bonifatius. En ondertussen de drie kleine klokkies van de Kerk aan de Dirk de Kortestraat.

En zo ontstond er een psychedelisch concert waar we met verrukking naar luisterden.

Als de schepen en de kerken één voor één bedaarden, kwam die ene buurman achter zijn hekje vandaan, posteerde zich op de Hanenpadkluft en begon met zijn voorstelling. Als zijn voorraad knal- en fluitwerk op was keek hij trots om zich heen alsof hij wilde zeggen:” Ziezo, dat was mijn toegift, waar is het applaus?”. Draaide zich om en verdween achter zijn poortje en trok vervolgens zijn voordeur achter zich dicht.

“ Wat een rust, hè?” verzuchtte mijn moeder. We namen nog een chocomelk met slagroom.

Het nieuwe jaar had zich voorgesteld. Het oude was vertrokken.

 

P.S. Ik wens jullie een mooi, gelukkig en vooral, in alle opzichten, een probleemloos 2020.

Gre

 

[1] Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen. De eerste regel uit een lied van Johannes de Heer.