Ciska Koene
door Ruud Meijns
Cis Koene zet zo af en toe een verhaaltje op de facebookpagina van Historisch Zaandam. Die vond ik zo leuk dat ik haar heb voorgesteld er een groot verhaal van te maken. Dus op een middag zaten wij met elkaar aan tafel. Tussen het verhaal dat ze mij vertelde, zet ik er af en toe een stukje tekst van Cis tussen van de facebookpagina van Historisch Zaandam.
Jur en Cis getrouwd
Ze is 10 oktober 1943 in de Steijnstraat nummer 4 geboren, midden in de oorlog. Mijn vader moest nog naar Van der Leeden om te kunnen telefoneren voor een vroedvrouw. Hij moest nog oppassen want toen hij zich moest melden is hij ondergedoken. Ik heb het maar van horen vertellen natuurlijk.
Mijn vader was binnenschipper, maar ze zijn heel erg snel gescheiden. Ik was nog een klein kind. Ze hadden elkaar bij het doorgaan in de Zaan ontmoet. Hij legde aan in de Zaan en mijn moeder stond op de kade. Hij kwam oorspronkelijk uit Amsterdam, van de Palmgracht. Mijn broer is nog in Amsterdam geboren en toen zijn ze naar Zaandam, naar de Steijnstraat gegaan. Er werkten toch veel Amsterdammers hier bij Albert Heijn en Verkade.
We waren met z’n vijven thuis, moeder en vier kinderen. Ze moest natuurlijk gaan werken, schoonmaken, in de huishouding, zwart. Werd ze nog verraden door de buurt. Gelukkig kreeg ze het later beter.
Cis ging naar de Klaas Katerstraatschool. Ze kent alle juffen en meesters nog. Juffrouw Spoor, juffrouw Kuiper, meneer Last, meneer v.d Hoede, meneer Winkler. Cis vraagt of ik meneer Winkler kende? Nee? Freek de Jonge heeft het er in een voorstelling nog over gehad; vreselijke kerel. Het was sacherijn met een scheve nek en gaf les in de vijfde klas. Freek zat bij mij in de klas.
Step
oh wat waren we arm, mijn moeder had echt geen rooiecent te veel. Gescheiden met 4 kinderen, man/vader ervandoor
Ciska Bruins was mijn vriendinnetje/nog/ en die hadden het financieel veel beter dan ons, die had een mooie step. Een mooie rode step, wat wilde ik graag steppen, kon mijn ogen er niet vanaf houden.
Zullen we vader en moedertje? verzon ik en ja hoor op het plaatsje van opoe bruins, kleden neer gelegd, emmers als meubilair, het huis was klaar.
Ciska Bruins jij bent moeder en ik vader en Willy mijn zusje was kind. Moeder ging een boekje voorlezen aan kind. Vader gaat naar zijn werk opperde ik. Ik pakte de step, want ik moet geld verdienen.
Uren heb ik door Zaandam gestept…alle straten en stegen. Als een koning reed ik, buurtkinderen keken jaloers, ook even bij mijn oma op de Burgemeester van Orden straat op visite.
Toen ik na een paar uur terug was knorde opa bruins, ‘ze zijn allang al weg hoor, ‘k heb ze van mijn erf gestuurd’. Ciska Bruins was een paar dagen bozig op me, maar het was het waard.
School
Ik kwam met vijf jaar al in de eerste klas en elf jaar op de huishoudschool. Ik wilde naar de ULO maar dat wilde mijn moeder niet. Cis schreef er zelf het volgende over:
Waardeloos idee was het van mijn moeder, ik wil naar de Ulo, maar nee zei ze, want ik krijg niet eens een lepeltje bij de thee als jij groot bent en daar leer je het huishouden dus ik met tegenzin naar de Czarinaschool en die het volgende jaar al naar Juliana van Stolberg in de Nicolaas Maesstraat overging.
Ik weet nog goed de opening die toen Koningin Juliana het opende…wij, meisjes, allemaal met witte schorten en kookmutsen op in een erehaag voor Juul ..zingen:
Vooraan in de Nicolaas Maesstraat
staat een prachtig groot gebouw..
het is de glorie van de Zaanstreek
voor de vorming van de vrouw
je leert er wassen koken strijken
hoe een gasfornuis moet zijn
kom gerust naar ons kijken
want bij ons daar is het fijn.
Ik wou helemaal niet naar de huishoudschool – ik vond het vreselijk. Maar ik heb het later ingehaald. Toen ik drie kinderen had ben ik naar de Moedermavo gegaan, 6 vakken. Nederlands, Engels, Frans, biologie, geschiedenis en aardrijkskunde. Afwassen, kinderen naar bed en boeken op tafel; prachtig. Daar heb ik veel geleerd. Later heb ik nog Spaans gedaan, alleen niet afgemaakt. Aardrijkskunde vond ik het leukste, dat is echt algemene ontwikkeling.
Ik ging naar de huishoudschool in de Czarinastraat, dat was nog voor een half jaar en toen werden we overgeplaatst naar de Juliana van Stolbergschool bij de Frans Halsstraat, maar ik had geen fiets. Maar in dat half jaar van de Czarinastraat moest ik ook naar de school op de Hogendijk, naar het Kattegat, dat waren allemaal noodlokalen en ik deed alles lopend. Een uurtje naaien op de Zeemanstraat en AVO op de Hogendijk. In oktober werd ik twaalf.
Dat ik zo vroeg naar school ging, met vijf naar de lagere school en met elf naar de huishoudschool, had mijn moeder geregeld want die wilde werken. En ze had met meneer Hendriks van de school afgesproken dat ik er op mocht, maar als de schooltandarts kwam mocht ik naar huis. Ik heb het toch allemaal gered. Lopend naar de Juliana van Stolberg; een jurk maken, nou ik kon er niks van. Ik was er niet rijp voor.
Ik wilde altijd kinderverzorgster worden, nou en dat ben ik geworden. Die ULO mocht niet maar ik had liever naar de katholieke Sancta Maria in de Oostzijde gewild, dichterbij hè. Mijn vader was katholiek, dus waarom niet. Maar mijn moeder wilde het niet.
En bij ons in de buurt was iedereen communist; Bruins, Brandjes, Henning, echt een verzetsbuurt, heel goed. En nu woon ik weer in een verzetsbuurt; de Willem Brinkmanstraat. Ik heb in de Steijnstraat een hele leuke jeugd gehad. Mijn vader was van huis uit katholiek en mijn moeder gereformeerd en we woonden in een communistische buurt. Mijn ouders deden niks met dat geloof, het is ook maar een stempel.
Hannie Schaft
Vandaag zou het de 100ste verjaardag van Hanny Schaft, de verzetstrijdster die veelal in de Zaanstreek werkte en mijn moeder die aan de overkant van het huis van Bruins woonde, vertelde dat ze haar vaker zag lopen en dat ze dan naar binnen glipte ..schuw en streng kijkend, De bewoners van de Transvaalsbuurt-Steynstraat/Krugerstraat/de Wetstraat-wisten niet dat ze voedselbonnen, valse passen, onderduikadressen kwam regelen…zeer gewaagd …voor mij een heldin….ze werd jaren verzwegen als heldin maar het meisje met het rode haar wordt gelukkig de laatste jaren geëerd ….Respect voor zoveel durf ..voor onze vrijheid. Het huis dat toen vol met onderduikers zat staat er nog steeds en ik moet altijd aan Hanny denken als ik er voorbij loop, Hannie was mijn heldin.
Werken
Met veertien ben ik van school af gegaan en ging ik werken, het mocht eigenlijk nog niet, maar mijn moeder zat op geld te wachten. Vier kinderen thuis. Toen heb ik gesolliciteerd bij mijn zus d’r werk; Apotheek Hulpartsen, dat was toen nog Sanofarm. Onder Piet van Leeuwen, de baas van de inpakkerij. Ik ben in de oude fabriek begonnen en toen kwam er een nieuwe fabriek. Daar heb ik twee jaar gewerkt en ik was zestien en heb toen bij het Sint Janziekenhuis voor het laboratorium gesolliciteerd. Maar toen wilde ik zaterdags vrij, ik werkte tot half drie en iedereen was toen op zaterdag vrij en dat ging niet dus ben ik bij die nonnen weggegaan.
Ik solliciteerde toen bij de Artillerie Inrichting want die was zaterdags vrij. Nou slechter kun je niet werken, vreselijk. De enige keer dat ik ontslagen ben. Ik heb mijn proeftijd niet gehaald. Na vier weken mocht ik weg en ben huppelend gegaan. Ik moest hulzen door mijn handen laten rollen om te kijken naar beschadigingen. Duizenden mensen en dan een jong meisje van zeventien en werd ik er juist uitgepikt. Moest je in zo’n hokje komen en gingen ze in je mandje kijken of je geen goeie exemplaren had weggegooid.
Later kwam ik achter zo’n hele grote groene machine en dan gooiden ze een mand vol hulzen erin en dan moest ik, met spiegeltjes en lampjes kijken of er foute tussen zaten. Die gooide je in het mandje en dan kwamen ze weer kijken of je het wel goed had gedaan.
Mijn moeder was op vakantie en het was vrijdagmiddag en toen had ik geen baan meer, ik vond het zo erg. Gauw in de krant gekeken en toen zag ik firma de Waal op de Zuiddijk, Koloniale waren. S. de Waal was de baas, leuke tijd gehad. Later zijn ze verhuisd, toen werd het VéGé, een groothandel. (VéGé: Veel Ellende Geen Eten) Ze hadden op de Zuiddijk een woonhuis en het bedrijf zat naast van der Leeden op de Zuiddijk. 3 etages en een kelder.
Ik werd aangenomen voor op kantoor. Ik had helemaal geen ervaring maar werd aangenomen. Toen ben ik gaan leren. Heb ik eerst gevraagd of ik op typles mocht en ze betaalden het. Bij Instituut van Haren op de Stationsstraat. En toen vroeg ik of misschien steno mocht leren, had ik niet echt nodig, maar het mocht ook. Ik heb ook nog Engelse les gedaan.
De Waal op de Zuiddijk nr. 74. Nu een café.
Toen ik er werkte waren er geen Koloniale waren meer; het was een groothandel voor kruidenierswaren. Zaanstreek- Waterland, Amsterdam, Haarlem, Beverwijk was hun gebied. De heren Kortenaar en de Waal waren de directie. Als die vrachtwagens gingen rijden moesten wij voor de papieren en de zegelblokjes zorgen. Die wagens gingen dan naar de klanten bestellingen wegbrengen. Die bestellingen werden doorgebeld; meneer Flens uit Oostzaan, Van Langelaar uit Zaandam.
We kregen in die tijd de eerste Bull machines, computers die werkten met ponskaartjes die bij de klant hoorde. Ik heb toen nog een systeem bedacht voor die kaartjes en heb daar nog een beloning voor gekregen. Een lichtbak zodat je er goed de kaartjes kon uithalen. De chauffeur haalde de bestelling uit het pakhuis en met een bijrijder deden ze hun ronde.
Ik ging wel eens met een hamer naar het magazijn en tikte op een blik soep en dan hadden we soep tussen de middag. Als een blik gekneusd was werd het niet verkocht, snap je?
Ik ging wel eens met de Waal mee naar Zwanenburg, de hoofdvestiging, en dan moesten we bij zijn huis even wachten en dan liet hij ons binnen waar het gezin nog zat te eten. Hij met de krant nog een broodje eten en dan zaten er drie mensen van kantoor te wachten. We moesten met de pont, Hemweg of Buitenhuizen. Daar stonden dan lange rijen auto’s te wachten en kocht hij wel eens een krant. Hij had een Chevrolet Bel Air, een mooie grote wagen (foto). Hij had ook nog een VW-kever met een brilletje aan de achterkant. De Waal was een hele grote lange man en in die VW zat hij bijna opgevouwen.
Mijn man is begonnen als huisschilder en heeft nog in de woning van de Waal op nummer 113 geschilderd. Hij is zich later ook gaan verbeteren door te gaan leren over verzekeringen en dergelijke.
Na drie jaar bij de Waal ben ik naar Bruynzeel gegaan, op de fineerafdeling. Dat was wel prettig want we woonden bij de Balkenhaven dus dichtbij. Je moest daar fineerplaten tegen elkaar aan duwen. Toen kwam er zo’n chef die wilde dat ik bij die grote machines ging werken. Toen ik het gezien had bedankte ik voor de eer, het werk was te zwaar voor mij. Hij vond dat werkweigering. Ben mooi terug gegaan naar mijn afdeling. Toen ik zwanger werd ben ik daar vertrokken.
Jur zijn vader was overleden woonde op het Blauwepad en moest daar weg. Mosterdmolen de Huisman stond op zijn woning. Zij kregen toen de sleutel voor Stationsstraat 56. Officieel stond Jur nog op het Blauwepad en tegen hem werd gezegd zoek maar een kosthuis want je kan niet met die bejaarde vrouw, een pleegmoeder, daar blijven wonen. Hij is toen bij mijn moeder ingetrokken tot ons trouwen en toen gingen we in de salonwagen wonen. Woningnood hè.
Mijn schoonvader was overleden en daar had Jur wat geld van gekregen en heeft hij een salonwagen van gekocht. Zo konden we wonen. Die wagen hebben we bij de Balkenhaven, bij Bruynzeel neergezet, illegaal natuurlijk. Daar werd ik zwanger en toen we zijn we naar de Stationsstraat 56 verhuisd, een mooi huis, tegenover dr. Hoogenkamp. Het was een groot Herenhuis.
Vreemde ontmoetingen
Cis heeft, op z’n zachts gezegd, vreemde ontmoetingen gehad. Op een strand in Spanje treft ze een vrouw die ook Franciska heette, en op dezelfde dag, in hetzelfde jaar geboren was. Zo heeft ze meer ontmoetingen gehad waarvan je achteraf zegt; hoe bestaat het? Wat dacht u van het volgende. Op een avond in Torre del Mar zitten Cis en haar man Jur op een pleintje met Spanjaarden. Komt er een blonde vrouw bij een winkeltje iets kopen. Cis spreekt haar aan en vraagt of ze ook uit Nederland komt. Ja, zegt de vrouw, uit Almere en waar komt u vandaan? Uit Zaandam zegt Cis. Oh zegt de vrouw daar heb ik ook gewoond. Mijn vader had een naaimachinehandel op de Gedempte Gracht. Hé, zegt Cis, daar heb ik mijn Husqvarna gekocht. En waar woont u vroeg de vrouw. In de Willem Brinkmanstraat in Zaandam, zegt Cis. Nou moe, zegt de vrouw, in die straat ben ik geboren.
Kaarten
Ik heb ook negenentwintig jaar een klaverjasclub gerund. Je hebt geen idee hoe groot die club is geweest; De Drie Molens. Een sterke club met goeie spelers. Die naam komt van Jan Visser, de verffabriek. Ik was ongeveer dertig jaar toen ben ik, samen met mijn zus en onze mannen, lid geworden van die club. Dan kwamen er weer vier leden bij want die club was op sterven na dood. Ze zaten op de Hogendijk in het gebouwtje van Het Westen. Ik was er een jaar bij toen ze stopten met de club. En als ik dan in Zaandam liep kwam ik oud-leden tegen die vroegen waarom ik het niet ging doen. Toen ben ik ook dat zaaltje gaan huren, maar toen we meer leden kregen moesten we steeds groter huren en op het laatst zaten we bij de postduivenclub “Bevrijde Vleugels”, bij de Haremakersstraat in de buurt.
Thuis was het ook altijd kaarten, met vrienden. De kinderen naar bed en dan kaarten. Het zag hier blauw van de rook. Jur had een pijp en z’n vriend ook. Mijn vriend en ik ook roken. Ik rookte niet zoveel, maar wel met kaarten. Toen ik Jur leerde kennen rookte hij niet maar dat vond ik zo ongezellig dat ik een pijp en tabak gekocht heb met een pijpenrager. “Hij zei, breng maar terug”, nou ik zei “dat doe ik niet”. Toen vond hij het zonde van het geld en is hij gaan roken.
Je hebt geen idee wat ik allemaal voor die club heb gedaan. We deden tombola’s en 1 x per jaar een uitwisseling. Dan kwamen vijf en twintig clubs voor een toernooi opdraven en zat de hele Marshoek vol. Ik deed de inkoop van de drank, deed de boekhouding ( met kascontrole). Als je van mijn club het hoogste aantal punten had op een avond kreeg je 25 gulden en kon je vier prijzen kopen. De week erop won weer een ander. Ik heb ook vaak gewonnen, gewoon omdat ik zo’n felle kaarter ben. Heb de wisselbeker gewonnen.
Drenthe
Ik organiseerde ook elk jaar een week naar Westerberge met de club. Met twee en veertig mensen naar een recreatiepark. Het is een groot park geworden, toen was het nog wat kleiner en wij kwamen daar al, ook met mensen van de club. En we zagen een mooi groot gebouw en dat zijn we gaan huren. 40 man en je weet niet half wat we daar allemaal deden.
We namen blokken hout mee voor de openhaard, ik deed de slaapkamerindeling want je had kamers van vier of acht personen. Je moet alles van te voren regelen, dat deden we al eind februari. En de mensen moesten maar honderd gulden betalen, echt goedkoop. We maakten van tevoren ook pannen met snert, haalden twintig rookworsten van de Hema.
En prijzen want op vrijdagavond hadden we meteen kaartavond en op zaterdagavond hadden we een feestavond met plaatselijke artiesten en een disco. En iedereen moest dan in ‘het netjes’.
We gingen ook op excursie, werd ook geregeld. We gingen naar de glasblazerij, naar het orgelmuseum, elk jaar iets anders. Alles zat in die honderd gulden en we regelden ook het vervoer voor wie geen auto had.
Een oom van mij, een hoge Piet in Mijdrecht hoorde van de klaverjasclub en zei je moet subsidie aanvragen, vraag maar of er bij de gemeente een potje is. We vroegen het aan en het werd afgewezen; op een paar punten. Ik heb al die punten weerlegd, maar kreeg niks. Maar ja, dat neem ik natuurlijk niet. Het was rotweer, het sneeuwde en ik op de fiets naar Zaandijk. Ik kende Rens Berkhout die deed vroeger de boekhouding van mijn man. Ik kwam daar en ik vroeg Rens te spreken en dat kon niet en het was al afgewezen enz.
Liep er zo’n man met een postkarretje en ik achter hem aan en ik vroeg hem of hij wist waar Rens Berkhout zat. Drie hoog, hoe hoger hoe meer vloerbedekking. Ik kom bij zijn kamer, nog nat van de sneeuw, hij doet open, “Hé, mevrouw Koene, kom binnen”. Tegen de man die er al zat, “ik spreek je zo wel” en het was zo geregeld. Duizend gulden!
De klaverjasclub
Als voorzitster van een klaverjasclub in Zaandam, gingen we jaren ook een weekend weg met de leden, met 40 kaarters naar Echten, in een groot verblijfhuis de Baander in Drenthe.
Er valt dan heel wat te regelen, want alles moesten we zelf doen, eten halen/koken. Dat was wel een dag alles regelen, een excursie, de Chinees, de kruidenier, een bandje voor de feestavond, hout voor de open haard enz enz. Mijn vriendin en ik gingen dan ook al in maart om alles persoonlijk te bestellen en af te spreken.
De laatste keer gingen we naar de plaatselijk pottenbakker, Freek Berend, voor een afspraak met hem. Het was het laatste dat we moesten doen en dan naar huis terug, wat toch wel een paar uur rijden is.
We kwamen via landelijke paadjes bij zijn atelier, maar helaas hij was er niet. Nou zei mijn vriendin, dan plas ik hier even op ‘t erf want eer we thuis zijn. Toen we terugrijdend ongeveer bij Diemen gingen tanken, betalen wilden – waar is mijn tas? “Nee hè, ik heb waarschijnlijk bij de pottenbakker op zijn erf laten staan, tijdens het plassen”, zei ze.
Wij helemaal terug naar Drenthe. Landpaadje weer op en in de verte zag ik de tas, die stond gelukkig nog op de houten tafel.
Toen zei ik, “Nu moet ik ook even plassen hoor”. Terwijl ik door mijn knieën zak en plas, gaat er boven een raam open van een huisje ernaast. Ik kijk omhoog (al plassende). Een mevrouw roept in het Drents, wat is dat hier vandaag, vanmorgen zat er ook al een vrouw te plassen….en nu weer!
Ik keek haar aan en zei “ja, klopt, dat waren wij!”
Ze smeet het raam dicht, kwaad, met: “Je moet een ander besodemieteren!”
Mijn man Jur zorgde voor de kaarten als er een jaarlijks toernooi was. Vijf en twintig tafels is 100 man; in de Marshoek. Dan ging ik van tevoren winkels af, dat kon nog in die tijd. Bij de Kwantum een vloerkleed, BB-hal een leukigheid, noem maar op. Van alles gaven ze voor de tombola, voor prijzen. Mijn autootje zat altijd vol. Ik deed niet alles alleen hoor, anderen hadden ook hun aandeel erin.
Maar toen Jur vijf en zestig werd, gingen we graag op vakantie en als ik er dan een keertje niet voor de club was dan ging er altijd wel iets mis. De lichten bleven branden, de deur was niet afgesloten. Toen ben ik ermee gestopt..
Foto’s: familie Koene, Gemeentearchief Zaanstad