De Ambachtsschool in de Tweede Wereldoorlog
door Ruud Meijns
Dit jaar, 75 jaar na de bevrijding in 1945, is er veel over Nederland, de Zaanstreek in de Tweede Wereldoorlog gepubliceerd. In dit artikel vertellen oud leerlingen over hun periode op school tijdens de bezetting.
In de voorbereiding op een te publiceren boek over de Ambachtsschool, werden oud-leerlingen geïnterviewd. Natuurlijk kwam ook de periode 1940 – 1945 aan bod. Hierbij de ervaringen van de leerlingen van toen.
1940
Als gevolg van de Duitse inval was de school gesloten tussen 10 en 17 mei.
Op 14 mei legde Nederland de wapens neer en de school begon weer op 17 mei. Met de start van het nieuwe schooljaar bleken de problemen nog gering.
Houtbewerking juli 1940
Theo Sap (1929)
Zat er 1939-1943 op (3 jaar dagschool, 2 jaar avondschool, lascursus en tenslotte opleiding tot leraar). Op de avondschool leerde hij elektrisch lassen. In 1941-1942 kregen de school in lokaal 2, draaibanken maar daarvoor moest er wel eerst verbouwd worden. Daar hield meneer Kakes, die in het bestuur zat, toezicht op.
De leraar metaal zei in het begin van de oorlog, ‘al het staal moet naar zolder, anders komen de Duitsers het halen’. En tijdens de avondschool waren de ramen verduisterd. Een paar jongens hebben een NSB-jongen met zijn kop in de koelbak gezet, bij de smidsvuren. We leerden smeden ja, een middag in de week, haken en ogen maken. Je pakte wat krullen en wat houtskool erop en dan had je een vuurtje.
Directeur
In maart 1940 werd afscheid genomen van dhr. J. Arnoldus, directeur van de Ambachtsschool. Hij was dertien jaar werkzaam in deze functie en werd benoemd tot directeur van de Ambachtsschool in Alkmaar.
In april werd de nieuwe directeur van de Ambachtsschool benoemd. Uit 72 sollicitanten bleek de heer F.H. Posthuma, leraar aan de Electrotechnische Dagschool en directeur van de Hendrick de Keyser Avondschool, beiden in Amsterdam, de beste papieren te hebben. Hij zal zijn werkzaamheden per 1 juli beginnen. Tot die tijd zal dhr. den Bremer, deze functie waarnemen zoals hij dat al geruime tijd doet. Bij de Districts-Arbeidsbeurs stonden per juni 1940, 1996 werklozen ingeschreven. Bij Arbeidsbemiddeling stonden 1462 werkzoekenden ingeschreven. Ook werd de Centrale Werkplaats voor jeugdige werklozen weer in bedrijf gesteld. Onder invloed van de omstandigheden is er voor vele aan de Ambachtsschool afgestudeerden geen plaats in het bedrijfsleven.
Jan Koelemij
Jan zat in 1942-1944 op de Ambachtsschool. Hij heeft nog een grote schoolfoto waar de hele school op staat. Het was oorlog, er was gerommel met het vervoer, met de verwarming, alles was rommeliger. Wij kregen een tweejarige opleiding. Hij begon in augustus 1941 en heeft erop gezeten tot eind 1943.
Schoolfoto: Jan staat in de vouw, de tweede van boven. Directeur Postuma: rechtsonder tweede van rechts.
Bezetting
Eén van de eerste maatregelen van de Duitse bezetter was dat alle anti-Duitse boeken uit de schoolbibliotheken moesten verdwijnen. De Centrale Ambachtsschool kreeg in augustus het bericht dat alle uitgeleende boeken binnen drie dagen moesten worden teruggebracht en dat de uitlening pas weer kon beginnen als alle anti-Duitse boeken uit de bibliotheek waren verwijderd. Een lijst van verboden boeken was met het bericht meegestuurd.
De bezetter probeerde zijn greep op het onderwijs te verstevigen door in het bestuur van elke school NSB’ers te benoemen. De Ambachtsschool kreeg met twee van deze heren te maken, Van der Stolk en Zuidervliet, die zich weldra met de gewenste richting van de school probeerden te bemoeien. De school probeerde dat administratief te rekken, moest zich gewonnen geven nadat het gemeentebestuur had gedreigd om de subsidie voor de school in te trekken.
In juni kwamen de leraren Fris – schilderen, Van der Valk – bankwerken en Kwakkel – bankwerken terug uit de mobilisatie.
In oktober 1940 kwam de bezetter met de Ariërverklaring. Alle ambtenaren en onderwijzers moesten precies aangeven of hun ouders of grootouders van Joodse afkomst waren. Wie onjuiste informatie invulde werd op staande voet ontslagen. De Ambachtsschool had geen Joodse leerkrachten.
De volgende stap werd gezet met de Loyaliteitsverklaring voor al het onderwijzend personeel. Zij moesten verklaren dat zij de verordeningen en andere bepalingen van rijkcommissaris stipt zouden nakomen en zich zouden onthouden van elke handeling tegen het Duitse Rijk of de Duitse Wehrmacht.
Gedurende het jaar vonden nog wel excursies plaats, maar in verband met de oorlogstoestand en de slechte reismogelijkheden werden in het laatste half jaar geen excursies meer gehouden. De jaarlijkse schoolvoetbalwedstrijden vonden nog wel doorgang. De Ambachtsschool nam met drie teams deel.
In verband met de verduisteringsvoorschriften werden voor alle ramen van de school afschermluiken gemaakt. Deze kunnen overdag voor het grootste deel worden weg genomen. Dit werk is door leraren en leerlingen uitgevoerd. Op 31 december telde de school 539 leerlingen.
Jan van de Linde Ambachtsschool 1941
1941
Al vanaf 1920 was lichamelijke opvoeding verplicht. Vrijstelling was mogelijk tot januari 1936. Maar ook toen was de school er nog niet klaar voor en kreeg nog eens vijf jaar uitstel. Dat het zo lang duurde had te maken dat de school geen geschikt lokaal kon vinden voor lichamelijke opvoeding. In januari 1941 werd lichamelijke opvoeding door de overheid verplicht. En toen moest er nog ruimte worden gevonden. Een lokaal van Christelijke Belangen in de Botenmakersstraat werd niet geschikt geacht. De directeur wilde daarom het onderwijs aan de school zelf geven. Lokalen 8 en 9 zouden omgevormd kunnen worden en een deel van de benodigde toestellen zou in eigen beheer kunnen worden gemaakt.
Februaristaking
Op 25 en 26 februari 1941 werd het werk in de Zaanstreek neergelegd, uit protest tegen de vervolging van de Joodse landgenoten.
Mar(Tinus) Ter Wolde (1925)
Mart zat begin jaren ’40 op de ambachtschool op de opleiding bankwerken. In het begin van de oorlog moesten ze emmertjes zand naar zolder brengen omdat het ingericht zou worden als noodhospitaal.
“Tussen negen en tienen kwam er een groepje mensen aan de fabrieksingang en die kwamen vragen of het personeel ook wilde gaan staken. Daar werd mee ingestemd, dat ging vrij snel”. Vanuit de hele Zaanstreek komen mensen naar Zaandam. En het zijn niet alleen arbeiders uit de fabrieken, maar ook overheidspersoneel, scholieren en winkelpersoneel sluit zich aan.
“Ik ben met die groep mee gaan fietsen naar Zaandam toe. Onderweg werd het wat luidruchtig, het trok de aandacht en hier en daar stopten ze bij bedrijven om te vertellen wat er aan de hand was. En uiteindelijk kwamen we in het centrum van Zaandam terecht.”
De Duitsers, overrompeld door de omvang van de staking, besluiten Noord-Holland onder militair gezag te plaatsen. Ruim 16 duizend Zaankanters deden mee aan de staking en verzamelden zich op de Dam in Zaandam. De demonstratie had de toestemming van de burgemeester van Zaandam J. in ’t Veld.
Mart ten Wolde: “Er was paniek. Toen hoorden we schoten, er werd geschoten op de Dam. Iedereen vloog een kant op om dekking te zoeken en weg te wezen”.
Op de foto zien we rennende mensen in de Westzijde, weg van de Dam.
Politieke activiteiten worden verboden.’s Middag op de 26e wordt de ‘Duitse orde’ met geweld hersteld. Militairen vullen de straten en er valt een dode in de Nicolaasstraat.
Cor Reek (1928)
Van mei 1941 tot mei 1943 zat ik op de Ambachtsschool. Het was oorlogstijd en het materiaal was schaars en meester Lunshof gaf dat ook aan. Hij zei ook, “Jongens, we moeten heel zuinig doen met het hout want het is moeilijk verkrijgbaar”. Ik heb alles doorlopen. Je had ook ouderavond en in het laatste jaar stond ik aan de draaibank heften voor vijlen en beitels te maken.
In die twee jaar op school hebben wij niet veel van de oorlog gemerkt. Ik fietste vier keer per dag van het Dampad naar de Ambachtsschool. Om twaalf uur werd je vrijgelaten en om één uur moest je terug wezen. Cor heeft nog wel de beschieting van de gashouder meegemaakt. Eén gashouder stond op de westkant van de Westzijde en twee op de oostkant. In het najaar van ’42 waren we bezig in het praktijklokaal, maar ja, als je het schieten hoort is het al gebeurd. Maar Lunshof riep, ‘onder de banken’.
Er wordt nog wel eens gezegd dat de gashouder in de brand vloog, maar dat is niet het geval hoor, anders zouden ze het wel hebben afgezet. Ik fietste er vier keer per dag langs. De gashouder was wel geraakt en die gaten hebben ze later gerepareerd. Het geluk was dat die ketel heel laag stond want er waren geen kolen dus ook geen gas. Een andere keer is er wel brand geweest bij een beschieting.
Op 16 augustus 1941 gaat een circulaire uit namens het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming. In deze circulaire, die aan inspecteurs, besturen en directies van alle Nederlandse onderwijsinstellingen gericht wordt, staat te lezen dat op korte termijn schoolkinderen “die van Joodsche bloede zijn of als zoodanig worden beschouwd” van de gewone scholen verwijderd dienen te worden, en samengebracht in eigen afzonderlijke scholen. In de bestuursvergadering van de school in september 1941 leidde dat tot enige discussie, hoewel men de namen van de twee Joodse leerlingen toch aan het departement in Den Haag heeft toegezonden. Op 25 september moesten alle Joodse leerlingen van de school verwijderd worden.
Vanaf 1 september mochten Joodse leerlingen niet meer naar scholen waar ook andere kinderen les kregen.
In de collegevergadering van 9 oktober 1941 vroeg verantwoordelijk NSB-wethouder Arie Zuidervliet aandacht voor ‘het vraagstuk van de joodse leerlingen’. Het gemeentebestuur moest dus voor vervangende lesruimte zorgen. Gekozen werd voor het gebouw van ’t Nut aan de Czaar Peterstraat in Zaandam. In januari 1942 kwam het bevel aan de Zaandamse Joden naar Amsterdam te vertrekken.
Bijeenkomst van de Nationale Jeugdstorm en W.A. (Weerafdeling) bij het kringhuis van de N.S.B. in de Stationsstraat te Zaandam. (zie: **)
Jan Koelemij vertelt. “ Er was een joodse jongen in mijn klas, Alfred. Zijn vader en moeder woonden in de huisjes die vroeger bij de Bijenkorf stonden. Daar zaten ze in een achterkamer ondergedoken. Ik ben nog een keer met Alfred mee naar zijn huis gegaan, toen heb ik zijn ouders ook ontmoet. Later was hij in enen weg. Ik heb hem nooit meer gezien. Het was een grote jongen met een stevige bril op, ik kan ‘m zo uittekenen. Tja, wat dacht je? Je was jong, je wist niet wat er om je heen gebeurde, wat er met de joden gebeurde. Pas naderhand ga je prakkiseren”.
Voor de openbare les van dit jaar hadden de jongens van de electrotechniek een radio-installatie gebouwd met luidsprekers door het hele gebouw waaruit vrolijke muziek klonk. Bij de automontage was een nieuwe moffel-oven te bezichtigen.
Tijdens de openbare les in juni bleek dat het gebrek aan materiaal de school begon op te breken. Vooral bij de timmeropleiding werd het moeilijk om de hoeveelheid materiaal op peil te houden. Bij de automonteurs in opleiding was vooral het gebrek aan benzine een probleem.
Hans Boon
Gebrek
De materiaalvoorziening bleek het grootste struikelblok om de lessen normaal te laten verlopen; de leraren kregen de opdracht uiterst zuinig met de materialen om te gaan. Door de strenge winters liet ook de verwarming te wensen over. Gedurende de hele oorlog werden de excursies beperkt tot de directe omgeving i.v.m. gevaar voor luchtalarm e.d. Door uitgaansverboden en de plicht tot verduistering hadden vooral voor leerlingen van de avondschool veel gevolgen.
Het aantal leerlingen over het jaar 1941 was 594. Het bestuur meldt dat: ‘de oorlogstoestand heeft zeker invloed op de school en het onderwijs gehad. Het onderwijs is zoveel mogelijk aangepast en overal wordt met uiterste zuinigheid gewerkt’.
Tot oktober 1942 waren er twee avondscholen gevestigd in de Centrale Ambachtsschool; die van de C.A.S. zelf en die van de Gemeentelijke Avondschool voor Nijverheidsonderwijs. Beide scholen hadden één directeur, dhr. Posthuma en vaak ook hetzelfde personeel. Er waren problemen met de waarde van de diploma’s. en de onderlinge afstemming.
In 1942, met de komst van de arbeidsplicht werd tijdens de oorlog nergens aantekeningen gemaakt over leraren die weigerden zich te melden of die ondergedoken zaten. Ook voor de wat oudere jongens was het uitkijken geblazen want je kon zo opgepakt worden voor werk in Duitsland.
Er was een groeiende belangstelling voor de afdeling motor- en rijwielherstellen. In 1943 kon maar de helft van de aanmeldingen geplaatst worden. Voor de timmerafdeling groeide de belangstelling ook zodat er een tweede klas werd gevormd.
In 1944 werd de situatie steeds moeilijker in het land en dus ook voor de leerlingen en het personeel. Het aantal leerlingen liep met de helft terug. De oorzaak was dat treinen werden beschoten, op trajecten door sabotage of door sloop door bewoners van de bielzen niet meer gereden werd. In oktober werd de elektriciteit afgesloten. Bij de uitreiking van het kerstrapport was slechts 14 procent van de leerlingen aanwezig.
Hans Boon (Assendelft 1931)
De eerste dag kan ik me nog goed herinneren. Je staat dan op die grote binnenplaats met die grote trap, meneer Posthuma, Den Breemer en nog een paar leraren. ‘Jullie worden als volwassenen opgeleid in de techniek en je wordt nu bij je achternaam genoemd’, dus ik was Boon. Dat was heel gek want je werd altijd bij je voornaam genoemd en onder elkaar bleven we elkaar wel bij de voornaam noemen.
Mijn fiets werd door de Duitse Wehrmacht gevorderd. Die fiets, die ik in 1943 gekregen had van buurman Hulst was te groot voor me dus fietste ik met m’n benen tussen het frame door. De fiets van m’n vader werd uit elkaar gehaald en overal in huis verstopt. Toen had ik geen fiets meer en kwam ik thuis te zitten.
Op de foto draagt Hans een alpinopet omdat z’n hoofd vol zweren zat als gevolg van het slechte eten. Elke dag werd zijn schedel door z’n moeder schoongemaakt en opnieuw verbonden met repen laken, want verband was er niet meer. Op school werd z’n pet gerespecteerd want iedereen kon zien dat er verband onder zat.
Hans op de anti-ploffiets
Er was geen openbaar vervoer meer. Na een tijdje was de oplossing dat m’n vader lopend naar z’n werk ging en ik op de fiets van m’n moeder naar school ging. Om de wielen zaten houten banden, fabrikaat Bruynzeel. Later werden massieve fietsbanden gemaakt van autobanden en toen die versleten waren fietste ik op de velgen naar school.
Bij Koog Bloemwijk waren de spoorrails verdwenen en ook het houten stationnetje was in de winter in de kachels verdwenen. Hij moest toen lopend naar school. Van de 31 jongens kwamen er nog maar 14 terug op school. Van de zes of zeven Assendelvers ben ik de enige die de school heeft afgemaakt. Ik had wel een enorme leerachterstand opgelopen en zat soms tot half twee ’s nachts te leren.
Bij Koog Bloemwijk 1945.
Als automonteurs hadden we gebrek aan materiaal. We hadden een driecilinder DKW-auto en nog een motortje dat hing in een achterwiel, de eerste bromfiets van voor de oorlog. Na de bevrijding kregen we benzine van de Canadezen en konden we veel meer praktijk oefeningen doen.
Automonteurs 2e klas, juli 1946.
Zittend v.l.n.r.: Teun Suphert, Jan Groothuizen, Hans Boon, Cor Kwast, Wim van Twist, Leo Schaap.
Staand: Arie Pranger, Jan Lust, Freek vd Kommer, Goos van Doorn, dhr. Biezenbosch, Klaas de Boer, Klaas van Dijk, Dirk Bus, Wim Liefting.
Remmet Ouwejan – (11-10-1930-14-10-2019)
Remmet gaat in september 1944 naar de Ambachtsschool. Hij koos voor een opleiding in het reklamevak en ontwerpen van letters. Docent is Jouk Fris. Het technisch handtekenen werd gegeven door dhr. C.L. Ebeling. Remmet wilde kunstschilder worden.
Toen hij in september 1944 naar de Ambachtsschool ging, was er in de school geen verwarming meer, het was vreselijk koud. Je kon nauwelijks nog een potlood vasthouden. Af en toe werd er vanuit de smederij een heet stuk ijzer in de klas gebracht om de versteende handen te warmen.
Jongens die van ver moesten komen, uit Assendelft of Krommenie, hadden geen fietsen meer of de fietsen werden gebruikt om voedsel te halen in West-Friesland dus die jongens kwamen niet meer. Er waren razzia’s en het is meerder malen gebeurd dat de oudere jongens op school werden gehouden om te voorkomen dat ze werden opgepakt.
Het was een heel moeilijke tijd en hij vindt het, nu terugkijkend, bewonderenswaardig dat er nog les kon worden gegeven. Soms werd er ook bij mensen thuis les gegeven. Er reden nauwelijks nog treinen.
Hij heeft geen diploma van de Ambachtsschool; het was wat rommelig. Ergens in ’45 is hij nog een keer teruggegaan naar school en bleek toen de enige leerling in de klas bij dhr. Fris te zijn. Fris vroeg, ‘wat moeten we nou?”. Ik zei: “zegt u het maar”. Hij zei: “Ik hou je nog een paar minuten, we nemen nog wat door en dan gaan we maar.” En dat was de laatste keer dat ik er ben geweest.
Simon Hottentot (1932)
Ik ben van 1932. Het waren slechte jaren eind van de oorlog. Soms werd je naar huis gestuurd, waren er geen kolen. Simon kan zich niet alles zo goed meer herinneren, ik ben veel vergeten. Dat laatste jaar heb ik meer niet dan wel op school gezeten. Bij de school stond ook nog de conciërgewoning van Van der Valk. Er stonden geen huizen achter de school. Er was alleen het Blauwe Pad met Dorjee, de machinefabriek.
Ik zat in de timmerklas bij leraar Piet den Breemer, bijnaam Pieteman. Je leerde je gereedschap vasthouden, dat was al heel wat. Dan kon je er wat mee. Van de leraren weet hij nog Pikkie, die gaf algebra en meetkunde, Soepoog die gaf tekenen.
Simon had nog wel een fiets, met massieve anti-plof. ’t Was een heel eind fietsen, Poelenburg was er nog niet en als er een flinke storm stond dan was het flink trappen. Hij heeft ook wel geprobeerd, als het goed gevroren had, om over het land en ijs te fietsen zo vanuit Oostzaan zo richting de Berhardburg.
Hij heeft nog een foto, beetje wazig. Op de foto staat Simon achteraan, 2e van rechts en die krullebol vooraan is Henk Bim, die woont ook in ’t dorp. Sjors van de Water staat er ook op.
Simon heeft geen rapporten van de school meer. Hij heeft ook nooit een diploma gekregen. Het waren rare tijden.
Begin maart 1945 kreeg men het bericht dat verschillende scholen in Amsterdam door de Duitsers waren leeggeroofd. Daarop besloot men de leerlingen een week naar huis te sturen en hebben de leerkrachten al het elektrisch gereedschap verborgen. Ze deden dat door een muur weg te halen, het materiaal er achter te plaatsten en de muur weer dicht te metselen. Na de bevrijding werd alles weer tevoorschijn gehaald en opnieuw gemonteerd.
Op 5 mei kwam de bevrijding en werd de Centrale Ambachtsschool betrokken door groepen van de Binnenlandse Strijdkrachten voor legering manschappen en als verblijf voor gearresteerden. Die werden ondergebracht in enkele lokalen. Volgens Gerrit Jan Brinkman is er nog als waarschuwing geschoten want hij heeft de kogelgaten nog gezien. Zijn vader had land achter de school en later mochten zij het stroo uit de lokalen halen toen de gevangenen naar de Stationsstraat waren afgevoerd.
Foute leerlingen voor de rechter
Enkele oud-leerlingen van de Ambachtsschool hadden in de oorlog een verkeerde keuze gemaakt. Het waren jonge jongens die soms kozen voor het avontuur, soms om weg te komen uit hun eigen milieu en er waren er ook die bewust kozen voor de ideologie achter het Duitse fascisme.
Na de oorlog werden enkele oud-leerlingen die de zijde van de vijand hadden gekozen voor het gerecht gebracht, zoals de 21-jarige J.K. uit Krommenie die dienst had genomen bij de SS. Hij verklaarde, “ Ik zat op de Ambachtsschool te Zaandam, maar had niet zoveel zin in het leeren. Ik hoorde tijdens een vacantie van een sportkamp van de Hitlerjugend in Oostenrijk. Ik verzocht daar heen te mogen gaan en kreeg een gunstige beschikking”. Daar kreeg hij het aanbod om dienst te nemen. Hij was nog even thuis geweest, zijn ouders waren tegen, maar in ’43 kwam hij in dienst en heeft twee jaar in Nederland dienst gedaan. Een aanbod voorjaar 1944 om onder te duiken wees hij af. Bij nadering van geallieerde troepen had hij zich overgegeven.
Of zoals A.J. Z. uit Zaandam. In mei 1940 was hij leerling van de Ambachtsschool in Zaandam. In september 1941 trad hij toe tot de Jeugdstorm tot september 1942 toen hij in de Arbeidsdienst ging. Hij solliciteerde daarna, zonder succes, bij Fokker, vertrok naar Duitsland en werkte twee jaar in Dresden waar hij door vrienden werd overgehaald bij de Waffen SS te tekenen, zijn nieuwe vaderland had hem nodig. Na de bevrijding was hij 15 maanden geïnterneerd en werkte in de mijnen. Hij werd veroordeeld tot 4 jaar met ontzetting uit z’n kiesrechten voor 10 jaar.
Het boek over de geschiedenis van de Ambachtsschool is er nooit gekomen.
foto’s: Gemeentearchief Zaanstad, Hans Boon, Jan Koelemij, Carel van de Linde, Simon Hottentot, Ruud Meijns. ** Van de foto van de bijeenkomst van de Nationale Jeugdstorm in de Stationsstraat is geen rechthebbende bekend.