Een steen krijgt een gezicht

door Jan van der Male

De Oostzijderkerktoren torent zo’n 50 meter boven de bebouwing rondom het Zaandamse stadshart uit. En dat al meer dan 150 jaar. Het moet in het jaar 1850 een bijzonder gezicht zijn geweest hoe steen voor steen die toren de hoogte in ging en daarmee de skyline van de stad helemaal veranderde.

Er was in die tijd een klein Zaandams jongetje, dat een speciale band had met die toren. Het was niet zomaar een doorsnee jongetje uit een arbeidersgezin zoals er zoveel in de stad woonden, maar een jongetje uit een voornaam, deftig, koopmansgezin. Wie was hij en wat had hij met de Oostzijder kerktoren van doen?

 De ingang van de Oostzijderkerk, via de in 1851 voltooide toren, werd jarenlang intensief gebruikt. Talloze kerkgangers gingen hierdoor het eeuwenoude gebouw binnen en na de preek weer naar buiten.

Omdat de Oostzijderkerk tegenwoordig niet meer als kerk in gebruik is, wordt de toreningang nu nooit meer gebruikt. Daarom zullen weinig mensen weten van de gedenksteen die binnen in de toren is ingemetseld. Deze steen ligt boven de deur die vanuit de toren toegang geeft tot de kerkruimte.

 

Ruim 160 jaar na plaatsing van deze steen is nog met veel moeite te ontcijferen wat erop staat:

DEN 20STEN AUGUSTUS 1850
CORNELIS VAN DE STAD CORNELISZOON
ZOON VAN CORNELIS VAN DE STADT JUNIOR
PRESIDENT KERKMEESTER, KLEINZOON
VAN CORNELIS VAN DE STAD, BURGEMEESTER,
HEEFT HEDEN OP ZIJN ACHTSTEN VERJAARDAG
AAN DEZEN TOREN EN DE VERBOUWING VAN DEZER
KERK DEN EERSTEN STEEN GELEGD.

De familie Van de Stadt

Wie was deze jarige jongen en waarom mocht híj de eerste steen leggen? Het was Cornelis van de Stadt (1842-1863), zoon van Cornelis van de Stadt jr. (1818-1875), kleinzoon van burgemeester en koopman Cornelis Engelszn van de Stadt (1793-1857). Het mag duidelijk zijn dat hij tot een voornaam Zaandams geslacht behoorde. Zijn opa was burgemeester tussen 1844 en 1852. En onder diens leiding werd in 1846-1847 het stadhuis op de Burcht gebouwd. De Burgemeester Van de Stadtstraat herinnert aan hem én aan díens vader, over opa Engel Huijbertszn van de Stadt (1748-1819).

Die was behalve koopman en eigenaar van (parten in) molens, in de “Franse tijd” ook  burgemeester geweest. Een aantal van Cornelis’ achterneven en –nichten woonden aan de Zuiddijk.

Het gezin van de 8-jarige Cornelis woonde echter aan de Hogendijk 36, toenmalig Westzijde nummer 186.

Het pand uit die tijd is in de 20e eeuw vernieuwd. Gelukkig hebben we de foto’s nog.

Waarom hij?

Waarom mocht de kleine Cornelis die officiële eerste steen leggen?  Daarvoor moeten we een paar jaar terug in de tijd.

Op 1 januari 1843 stortte de bouwvallige kerktoren van de Grote Kerk in Westzaan in. Dat kwam niet als verrassing, het was al jaren bekend dat die kerktoren verzakte, maar treuzelende bestuurders grepen niet in. Met acht dodelijke slachtoffers als gevolg. Cornelis was vier maanden oud toen zijn vader en moeder dit nieuws hoorden.

Het jaar daarop werd opa Van de Stadt burgemeester van Zaandam. Dat betekende dat hij actie kon ondernemen. Want de kleine 16e-eeuwse toren op het Oostzijderkerkdak was ook erg bouwvallig! Kerktorens waren overheidseigendom, de rest van het kerkgebouw van de Hervormde gemeente Oostzaandam. Cornelis’ opa als burgemeester van Zaandam en Cornelis’ vader als kerkmeester (degene die ging over het beheer van het kerkgebouw) waren met hun mede-bestuurders door het voorgevallene in Westzaan genoeg gewaarschuwd!

De Oostzijderkerk in de situatie voor 1846.

En daarom zag kleuter Cornelis in 1846 hoe een aannemer de twee kerkklokken vanuit het kleine Oostzijderkerktorentje naar beneden takelde en het torentje sloopte. Na een adempauze van een kleine vier jaar werd in 1850 door het gemeentebestuur een nieuwe “steenen stadstoren” aanbesteed. Ook de kerkruimte werd grondig verbouwd. Het werd dus echt een gecombineerd overheids-kerkelijk project, ondanks de “scheiding van Kerk & Staat” in 1799. En eigenlijk dus een beetje familieproject van de familie Van de Stadt.

 

Want Cornelis’ opa als burgemeester en zijn vader als kerkmeester zullen wellicht, toen bleek dat op 20 augustus de eerste steen gelegd zou worden, in koor hebben uitgeroepen: “Ah, dan is onze kleine Cornelis jarig!” Helaas zijn notulen in het kerkarchief van die periode niet aanwezig, zodat we de gang van zaken niet helemaal kunnen nagaan. Maar hoe dan ook, het was natuurlijk niet de echte allereerste steen en de kleine Cornelis zal uiteraard niet zelf die zware steen op een losstaand deurportaal hebben gezeuld. De ceremonie zal hebben bestaan uit een klein schepje specie tegen deze fraaie gedenksteen en ellenlange toespraken vol wollig taalgebruik.

Een niet vervulde wens

Hoe verging het de eerste-steen-legger verder? Cornelis werd twee jaar na deze feestelijke ceremonie, in 1852, naar school gestuurd en kreeg les van “Stads-kostschoolhouder te Zaandam” A.P. Fortanier. Op 28 juni 1858 verliet hij de school en kreeg een lovend getuigschrift mee, waarin meester Fortanier verklaart: “dat Cornelis van de Stadt Cz, gedurende zes achtereenvolgende jaren op zijn Instituut  onderwezen is in al de vakken van het Middelbaar onderwijs, dat hij bijzondere vorderingen heeft gemaakt in de levende talen en in staat is om daarin de correspondentie te voeren; dat hij almede onderrigt heeft genoten in het koopmans-rekenen en het Italiaansch boekhouden en ook hierin doorslaande blijken van bedrevenheid heeft geleverd; en dat hij zich voorts als een bescheiden en ordelievend jongeling heeft gedragen, die zich de liefde en toegenegenheid zijner onderwijzers verworven heeft. Redenen, waarom de Onderget. hem gaarne dit getuigschrift verleend met den hartelijken wensch, dat het tot zijne welverdiende bevordering iets moge bijdragen”.

Deze hartelijke wens ging echter niet in vervulling. De in 1850 achtjarige jongen werd namelijk in de 1863, 21 jaar oud, ziek. Het bleek de toen gevreesde en nog bijna ongeneeslijke ziekte tuberculose te zijn. Hij maakte nog zijn 21e verjaardag mee op vrijdag 21 augustus en heeft misschien nog de enthousiaste verhalen gehoord over de ingebruikname van een nieuw orgel op zondag 23 augustus in de Oostzijderkerk.

Hij zal het zelf niet meer gehoord en gezien hebben, want nauwelijks zes dagen later overleed hij, “na een langdurig lijden”, 29 augustus ’s nachts om half 1 in zijn ouderlijk huis aan de Hogendijk 36. 

Oprechte Haarlemse Courant 1863-09-03

 Herinnering

Cornelis heeft dus maar dertien jaar trots kunnen zeggen dat hij de eerste steen van de Oostzijderkerktoren heeft mogen leggen. Hij is in de vergetelheid geraakt en – zonder restauratie – zal het niet lang meer duren voor de tekst op de eerste steen ook niet meer te lezen is. Niettemin, de kerktoren heeft de voorbije 161 jaar glansrijk doorstaan.

En naar het schijnt bestaat er in de familie van Cornelis’ broers of zussen nog tafelzilver, kort na het overlijden van Cornelis gemaakt in opdracht van zijn vader. Daarin staat gegraveerd: “Souvenir à C.v.d.S. Czn. 29 Augs. 1863”. Het zou mooi zijn als dat, of een afbeelding daarvan, nog eens opduikt, zodat er toch nóg een herinnering aan het achtjarige jongetje bij de Oostzijderkerktoren levend blijft.

Illustraties: Gemeentearchief Zaanstad, Delpher