Jan Wiepjes

door Ruud Meijns

Jan Cornelis Wiepjes, geboren 7 oktober 1927 op het Molenpad 42, nu Molenstraat, in een klein houten huisje dat nu gesloopt is. Mijn vader huurde het van Ome Gerrit Wiepjes. Het Molenpad was een doodlopend pad met aan het eind een klaphek. Daarachter lag een grindpad naar de houthandel van de firma Stadlander en Middelhoven. De mensen die daar werkten gingen om twaalf uur vlug naar de middagpot en weer terug. Bij het klaphek gingen wij dan staan en hielden het hek weer voor ze open zodat ze konden doorrijden. Van sommigen kregen wij dan 1 cent die gelijk werd uitgegeven bij Guurt van Ederen in de Oostzijde voor een keuze te maken voor wat lekkers van cent van het blad.

Land van Middelhoven, 1890 met molen de Haan en rechts de Doofpot. Ook het paadje naar de houtloodsen van Stadlander en Middelhoven staat er op.

Aan het eind van het Molenpad was ook een speeltuin van speeltuinvereniging ‘Het Oosten’, met een ingang aan het Molenpad en aan de Rosmolenstraat. In het clubhuis van de speeltuin waren diverse activiteiten zoals: tekenen, figuurzagen, handwerken enz.

Mijn vader werkte bij Bruynzeel en omdat hij dichter bij zijn werk wilde wonen is de hele familie verhuisd naar het Hazenpad in de Westzijde. Maar mijn moeder mistte de gezelligheid van het Molenpad en dus zijn ze na een jaar weer terug verhuisd naar het Molenpad waar mijn vader nr. 33 heeft gekocht. Op het Molenpad stonden aan de ene kant de huizen direct aan de straat en aan de andere kant hadden de mensen nog een tuintje. Op een gegeven moment wilden de gemeente de naam veranderen in Molenstraat.                                      Moeder achter het hekje, 1948

De gemeente kwam langs om de mensen te bepraten om dat stukje grond ‘om niet’ af te staan want dan gingen ze er een mooie straat van maken met trottoirs erin. Mijn vader voelde er niet veel voor maar ja, ze zeiden dat iedereen mee deed en als hij niet mee deed kwam er zo’n raar stukje tuin in de straat te staan. Later hoorde hij dat mensen vooraan in de straat er in ruil nieuwe voordeuren voor hadden gekregen.

Bij de uitbreiding van de Rosmolenbuurt zijn aan het eind van het Molenpad enkele woningen gesloopt alsmede de boerderij van Van Splunteren, de werkplaats en woning van transportbedrijf De Haan en ook de speeltuin van Het Oosten, om de Rosmolenstraat te kunnen verlengen tot aan het L.T. Roggeplein.

In de Oostzijde had je de ingang naar de rijstpellerij van de Mico, precies tegenover de Molenstraat. Door de verbreding van het weggedeelte van de straat kwamen daardoor de zeer zwaar beladen vrachtauto’s van de Rosmolenstraat door de Molenstraat rijden. Het weggedeelte van de Molenstraat was daar niet op berekend. De riolering liep door het midden van de straat en door het verkeer begon het te verzakken. Ik heb toen een brief naar het gemeentebestuur geschreven en er is toen een inrijverbod gekomen en dus gingen ze door de Oostzijde rijden. Tot zover het Molenpad/straat.

Scholing

Ik ging in augustus 1934, als late leerling naar de Bakkerschool in de Oostzijde te Zaandam. Deze school werd door de bezetter als Arbeidsbureau ingenomen waardoor wij moesten verhuizen naar het schoolgebouw van het Kattegat in Zaandam om daar de lagere school af te maken.

Hoe koos je voor automonteur? Mijn vader was chauffeur bij Bruynzeel en hij zei ‘automonteur, is dat niet wat?’ Automonteur dat leek me wel wat. Trouwens mijn broer is ook automonteur geworden en later werkplaats chef bij de Ford garage van Steemeijer in de Westzijde.

Cor Wiepjes links, chauffeur bij Bruynzeel

 Na de lagere school volgde de Centrale Ambachtsschool voor de Zaanstreek voor de opleiding tot automonteur. Deze 2-jarige opleiding  doorliep ik met goed gevolg met het diploma leerling-automonteur (24-07-1942). Daarna kon het echte werken beginnen (19-10-1942) en wel bij de Ford dealer, het garagebedrijf v.h. C. Steemeijer op de Zeemanstraat. Echter niet als automonteur, maar als medewerker in het onderdelenmagazijn. En het gekke was dat ik meer verdiende als een monteur. Toen is bij mij een lampje gaan branden dat ik beter de administratieve kant kon opgaan.

Steemeijer was een goede werkgever want voor al die collectieve arbeidsovereenkomsten werden afgekondigd, hadden zij al voor hun personeel een pensioenverzekering afgesloten. Met die C.A.O.’s gingen de lonen van de monteurs omhoog en die van het magazijnpersoneel bleven een beetje hangen.

In Indië

Toen ik in militaire dienst moest vroegen ze wat mijn beroep was; magazijnmeester. En na opkomst in Utrecht kwam ik bij het materiaalbeheer en moest ik op verschillende plekken in het land cursussen volgen zodat ik wist hoe dat met militair materieel zat. En van daaruit ben ik op de boot naar Indië gegaan. Daar werd ik als magazijn-commandant verantwoordelijk voor de totale onderdelenvoorziening van de brigadewerkplaats op West-Java in Rayon Garoet, met totaal 3 werkplaatsen in dat buitengebied. Ik heb er geen trauma aan overgehouden en kon er altijd goed over praten. Ik zat in een andere positie dan de jongens die patrouille moesten lopen, dat was heel gevaarlijk. In de dekolonisatie in voormalig Nederlands Indië zijn circa 6000 Nederlandse militairen gesneuveld.

Ik ben drie jaar en twee maanden voor de dienstplicht weg geweest naar het toenmalig Nederlands  Indië (03-06-1947 – 01-08-1950). Toen ik me daarna weer bij Steemeijer meldde was dat geen probleem.

Het was zo dat als je in het onderdelenvak verder wilde komen  moest je verder leren en daarvoor heb ik nog negen maanden in Rotterdam  gewoond. Daar was ik in dienst bij de grootste dealer van Nederland. Daar was een enorm groot magazijn en je deed daar heel veel ervaring mee op. Maar door familieomstandigheden moest ik terug naar Zaandam. Steemeijer belde toen hij hoorde dat ik weer in Zaandam kwam wonen en ben ik weer bij hem gaan werken. Twee jaar tot 31-05-1958. Tijdens de periode tot 1958 heb ik nog diverse cursussen gevolgd o.a. Avondschool 4 dagen per week, Voorbereidend Middelbaar Technisch Onderwijs (VMTO). Helaas is deze cursus gestopt vanwege de oorlog. Maar ook diploma typen, middenstandsdiploma, praktijk diploma boekhouden, vakdiploma theorie automonteur.

Zaandam

Naar aanleiding van een advertentie van de gemeente Zaandam waarin gevraagd werd naar iemand voor de administratie van het autopark met kennis van automobielen en boekhouden heb ik hierop gereageerd en werd voor deze functie aangenomen. De werkplaats en het kantoor waren destijds aan de Westzanerdijk bij de Gemeentelijke Reinigingsdienst. De genoemde administratie stond echter onder verantwoordelijkheid van de Centrale boekhouding  van de Gemeentesecretarie.

De Gemeentereiniging had de meeste auto’s en daardoor waren alle auto’s van de gemeente daar in onderhoud. Er werd nog niet zoveel uitbesteed als tegenwoordig. De Gemeentereiniging had kolkzuigers en vuilniswagens etc. en daar was speciale vakkennis voor nodig voor het onderhoud hiervan. Omdat ik als enige man op het kantoor zat, kwamen behalve de autoadministratie ook de dagelijkse dingen zoals te woord staan voor het legen van de septic tanks etc, klachten over vuilnis ophalen. In die gevallen werd dat doorgegeven aan de opzichter van de Gemeentereiniging voor het afhandelen hiervan.

Op de foto het materieel in 1962 aan de Westzanerdijk.

Na het behalen van het diploma Moderne Bedrijfsadministratie (MBA) ben ik overgeplaatst naar de genoemde Centrale Boekhouding.

Op 1 juni 1968 werd als onderdeel van de afdeling personeelszaken het Centrale Salarisbureau begonnen voor het hele personeelsbestand van de Gemeente waar ik naartoe ben overgeplaatst. Alle gegevens werden verzameld en naar Samson opgestuurd. Die berekende alles in hun computers en stuurde de loonstroken weer terug naar ons en die gingen weer naar de diensten. Die hadden geen eigen loonadministratie meer.

Zowel de centrale boekhouding als het centrale loonbureau waren gehuisvest in het oude elektriciteitsgebouw aan de Oostkade.

In 1971 is de sociale werkvoorziening in de Gemeente uitgebreid met een afdeling werkverband voor hoofdarbeiders, met de bedoeling om voor personen met een bepaalde beperking gepast werk aan te bieden, zowel in het administratief centrum alsmede op uitzendbasis bij diverse bedrijven en instellingen. Na sollicitatie naar deze functie ben ik hiervoor aangenomen om dit te realiseren.

Wij kregen een heel apart gebouw aan de Noordervaldeurstraat. Maar dat moest nog ingericht en aangepast worden voor het toekomstig personeel. Om deze periode te overbruggen zijn wij tijdelijk begonnen in een vleugel van het gebouw De Boerenjonker met een zeer kleine personeelsbezetting. Na het gereedkomen van de definitieve huisvesting kon er volo0p gestart worden.  Met het plaatsen van personen voor wie dit bedoeld was.

Er waren vijf werkmeesters met verschillende vakbekwaamheden voor de dagelijkse begeleiding van het toekomstig personeel. De werkzaamheden waren zeer divers o.a. ponskaarten werk, adressenwerk, offsetdrukkerij, vertaalwerk enz. Voor het werk wat het centrum verliet, konden wij praktische tegen de normaal geldende prijs leveren. Dit was anders voor het personeel dat op zogenaamde uitzendbasis geplaatst werd bij diverse instellingen zoals De Zaanse Molen, Openbare bibliotheek etc. die het normale werktempo niet konden volgen maar toch veel plezier hadden in hetgeen ze nog konden doen. Daar werden dan prijsafspraken voor gemaakt.

Een enkele keer gebeurde dat om een persoon te plaatsen zonder betaling. Hier kwam veel kritiek op van een controleur van het Ministerie. Ik vertelde hem dat door de gemeente voor die gevallen bepaald was, n.l. Het sociaalaspect moet prevaleren boven het economische wat haalbaar was. Dat hij dus met kritiek niet bij mij moest zijn, maar bij het Gemeentebestuur.

Vanaf 1 mei 1977 heb ik intern gesolliciteerd voor een functie bij het Gemeentehuis voor een administratieve baan bij de afdeling onderzoek en planning. Op deze afdeling werkten de adviseurs van het college van B en W. Buiten het verwerken van diverse gegevens was mijn hoofdtaak het bijhouden van woningadministratie van de Gemeente.

Na de volkstelling van 1971 waren alle woningen geteld en van iedere woning was een kaart aanwezig in de kaartenbak en dat moest bijgehouden worden van sloop tot nieuwbouw.

De hele automatisering heb ik niet meegemaakt, dat was na mijn tijd. Toen ik bij Onderzoek en Planning zat, werd er op iedere afdeling een computertje geplaatst. Als je hem aanzette moest je eerst nog de datum invoeren.

In die tijd kwamen ze met de VUT-leeftijd en ik was al in de zestig en er was een hele speciale regeling wat je salaris betreft en toen ben ik op 1 januari 1988 met de VUT gegaan.

En zo heb ik achteraf gezien, het toch heel aardig gedaan met mijn Ambachtsschool diploma. Je moet er wel voor werken en studeren.

 

Jan Wiepjes 8 juni 2023

 

Foto’s: J. Wiepjes, Gemeentearchief Zaanstad.