Merkwaardige toevalligheden
door Walter Prinsze
Bij het onderzoek naar mijn familie, de familie IJff, ontdekte ik dat er een overeenkomst was in de woongeschiedenis tussen die van mijn grootouders en die van de familie de Haan welke in 1913 het huis verliet dat daarna door mijn grootouders werd betrokken. Die andere familie was die van de Joodse godsdienstleraar (Rebbe) Izak de Haan, vader van Jacob Israël de Haan en, beiden bekende auteurs uit het begin van de 20e eeuw.
Dampad 64-66, 1960
Mijn eigen familie, de familie IJff.
Mijn grootouders van moederskant zijn Cornelis IJff en Eva Ris. Cornelis was gediplomeerd meubelmaker. Zij trouwden op 9 juli 1902 in Wormerveer en vestigden zich in het huis Dampad Nr. 53 in Zaandam. Cornelis werkte toen in loondienst bij firma Kleijn aan de Gedempte Gracht. In het huis Dampad Nr. 53 werd op 4 januari 1905 Antje (An) geboren, hun eerste dochter. Nog in hetzelfde jaar verhuisden ze naar Nassaustraat 23, een grotere woning, waar nog twee dochters werden geboren, respectievelijk Maartje (Ma) in 1906 en Catharina (Trien) in 1908.
Het gezin was in omvang toegenomen en zeer vermoedelijk ook in verdiensten omdat Cornelis, buiten de reguliere werktijden voor zijn werkgever, bijkluste in de avonduren. Drie jaar later, in 1911, verhuisde om onbekende redenen het gezin nogmaals. De familie bleef in de “Spoorbuurt”, want het nieuwe adres werd Oranjestraat Nr. 58, een paar straten noordelijker.
Cornelis IJff en Eva Ris omstreeks 1900
Dampad 53 Zaandam
Hier bleef het niet bij, want inmiddels had Cornelis, niettegenstaande zijn grotere gezinsuitgaven, weten te sparen en in 1913 kocht hij het huis Dampad Nr. 66, achter de Gedempte Gracht gelegen, meer in het centrum dus. In dit huis werd in 1918 als laatste kind zoon Cornelis Jr. (Kees) geboren.
In 1919 wist hij het belendende vrijgekomen huis Dampad Nr.64 te kopen. Zijn grote wens was zich te vestigen als zelfstandig meubelmaker met een werkplaats aan huis, kon daarmee in vervulling gaan. In dit door hem als meubelmakerij ingericht huis zou hij 45 jaar werken, tot het, evenals het vroegere woonhuis Nr.66, in het kader van de vernieuwing van het stadscentrum in 1963 moest worden gesloopt.
De andere familie. De familie De Haan.
De Joodse godsdienstleraar (Rebbe) Izak de Haan vestigde zich in 1885 in Zaandam. Zijn gezin kwam eerst te wonen in de toenmalige Spoorstraat (later Oranjestraat genoemd), verhuisde daarna naar het Dampad, toen weer naar de Hogendijk, om vervolgens weer naar het Dampad terug te keren, nu naar Nr. 66. Van hun kinderen zouden Carolina Lea en Jacob Israël zich een plaats in de Nederlandse literatuur verwerven. Volgens het register van de verhuizingen binnen de gemeente van Zaandam hadden alle kinderen reeds vóór 1913 het ouderlijk huis verlaten. Het is overigens niet duidelijk wanneer het gezin op Nr. 66 kwam te wonen. Carolina vertrok in 1900 naar Amsterdam. Haar broer Jacob Israël heeft slechts een paar maal een half jaar op Dampad Nr. 66 gewoond. In 1912 overleed Izaks vrouw Betje De Haan-Rubens, waarna hij alleen op dat adres achterbleef, want hun kinderen waren al lang het huis uit.
Ruim een half jaar later, in mei 1913, vertrok de Rebbe vier straten verder, naar de Menschikoffstraat Nr. 65. Negen maanden later, in januari 1914 vertrok hij naar Amsterdam, waar hij in 1925, oud 86 jaar, overleed.
N.B. De woongeschiedenis van het gezin de Haan: Oranjestraat-Dampad- Hoogendijk-Dampad vertoont opvallende gelijkenis met die van het gezin IJff: Dampad-Oranjestraat-Dampad, eindigend in hetzelfde huis op Nr. 66.
Rebbe Izak de Haan. Bron: internet site Crescas-Joodse Bibliotheek
Het huis Westzanerdijk 468.
De oudste dochter An(tje) van het gezin IJff trouwde in 1929 met Joh. B. Prinsze. Zij kwamen te wonen in het huis Westzanerdijk Nr. 214, later hernummerd in Nr. 468, een tochtige dijkwoning op de grens van Zaandam en Westzaan.
Het huis Westzanerdijk Nr. 468
An(tje) IJff (1905- 1935)
De lezer zal zich natuurlijk afvragen wat dit huis met de familie IJff en de familie De Haan te maken heeft. Welnu, in dat dijkhuis werd in 1931 hun zoon Walter geboren, de schrijver van dit verhaal. Maar dat niet alleen! Want later bleek dit huis een rol te hebben gespeeld in de roman “Ondergangen” van Jacob Israël de Haan!
In 1932 verhuisde familie Prinsze naar een modern huis aan de Ringweg, waar korte tijd later longtuberculose (TBC) bij An(tje) werd geconstateerd. Dat betekende opname in het nieuwe ziekenhuis aan de Frans Halsstraat. Haar man en zoontje werden toen enige jaren liefdevol opgenomen in het huis Dampad Nr.66 van An(tje)s ouders. Met de verwachting dat zij zou genezen werd in Wormerveer een nieuwe woning gehuurd, dicht bij het werk van haar man, die bij de Verenigde Blikfabrieken in Krommenie was komen te werken. De TBC, toen een volksziekte, eiste echter zijn tol en An(tje) overleed in 1935 op de leeftijd van pas 30 jaar. Een half jaar later betrok haar man met zoontje de nieuwe woning. Een moeilijke tijd brak aan.
De schrijver van dit stuk bezit door zijn langdurige verblijf als kind daar en ook later tijdens de zomervakanties vele herinneringen aan Dampad Nr. 66. Dat was voor hem de aanleiding om zich in de geschiedenis van het huis te verdiepen en dit verhaal te schrijven.
Het huis Dampad Nr.66.
Het huis Dampad Nr.66 Meubelmaker Cornelis IJff (1879-1974)
Ook op de dochter Carolina van rebbe De Haan heeft dat huis indruk gemaakt, althans het was lange tijd namelijk haar veilige thuis en vandaar uit leerde ze de wereld kennen. Schrijfster Carry van Bruggen (pseudoniem van Carolina Lea de Haan) besloot namelijk het boek over haar jeugd op Dampad Nr. 66 de titel te geven van ”Het huisje aan de sloot”! Dit boek bevond zich tussen de door mijn moeder nagelaten boeken en het was ook dit boek dat mij mede inspireerde om dit verhaal te schrijven
Het groen geschilderde 18e eeuwse houten huis Dampad Nr.66 ademde een bijzondere sfeer. Voor mij als nieuwsgierige en oplettende kleine jongen was er van alles te ontdekken. Kastjes met de stripboeken van Bulletje en Boonestaak, de Flipposcoop van Flipje, en een stereoscoop met fotoplaten. Er waren bedsteden en geheimzinnige ruimten. Pas na de oorlog kwam ik aan de weet dat er een geheime zolder was in het achterhuis, niet toegankelijk in het huis zelf, maar uitsluitend via de naastgelegen werkplaats. Daar stonden tijdens de oorlog de radiotoestellen van de familie en daar sliep toen ook mijn oom Cornelis Jr. IJff. Hij wist o.a. hierdoor aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Vanzelfsprekend zijn mijn herinneringen aan dit huis verbonden met die van de werkplaats nr.64, waarvan de achterruimte als schuur diende. Al vroeg raakte ik bekend met de daar gebruikte gereedschappen en de daar uitgevoerde houtbewerkingen.
N.B. Het Dampad was een van de oude paden in Zaandam, wellicht het oudste. Voorafgaand aan de sloop in de jaren 60 van de vorige eeuw vond een onderzoek plaats naar de oude woningen. Bouwhistoricus S. de Jong en architect J. Schipper meenden dat het huis Dampad Nr.66 bouwkundig dusdanig interessant was dat ze het grondig inventariseerden en van het huis en onderdelen tekeningen maakten. Een deel daarvan is opgenomen op pagina’s 109/110 van het boek “Gebouwd in de Zaanstreek” (1987).
Toen mijn moeder An(tje) IJff als meisje van 8 jaar in dit huis kwam te wonen was de sloot al 10 jaar eerder gedempt. Ook zij had schrijftalent. Zo schreef ze als leerling van de Handelsdagschool een bijzonder opstel over “Kramen tellen” op de toenmalige kermis. Later in het ziekenhuis, waar zij in 1935 op 30-jarige leeftijd overleed, schreef ze verschillende verhalen over haar kindertijd aan de Oranjestraat. Aan het schrijven over haar belevenissen in het huis Dampad Nr.66 is ze echter helaas niet toegekomen.
Carry van Bruggen (1-1-1881/16-11-1932).
Carry van Bruggen schreef een tiental boeken, waarvan “Het huisje aan de sloot” (1921) haar bekendste en haar laatste boek “Eva” (1927) haar beste is. In het eerste schrijft ze over haar jeugdherinneringen in Zaandam, terwijl “Eva” min of meer autobiografisch is. Het gaat over haar bewustwording als vrouw en haar plaats in het huwelijk. Het boek “Eva” is weliswaar bijna honderd jaar oud maar nog altijd actueel, daarom verscheen er bij Querido in 2020 een herdruk. De roman leidde in 2021 zelfs tot een achtdelige gesproken operapodcast van operaregisseur Sjaron Minailo.
Carolina Lea de Haan “Het huisje aan de sloot”
Eveneens in 2020 verscheen het boek “Er is geen ander zijn dan anders zijn. Denken met Carry van Bruggen”, van Barber van de Pol.
In 1998 werd er zelfs een kunstwerk aan haar gewijd in de vorm van een volle boekenkast met een figuurtje van haar in een kelk erboven, gemaakt door Helen Frik. Het is geplaatst in de Spoorbuurt waar Carry in haar vroege jeugd opgroeide, voordat het gezin naar het Dampad verhuisde. Het beeld staat nabij een sloot die kennelijk moet memoreren aan haar boek “Het huisje aan de sloot”. De herwaardering van Carry van Bruggen, een schrijfster uit het eerste kwart van de 20e eeuw mag als uitzonderlijk worden beschouwd.
Carry van Bruggen was een zeer productief schrijver. Haar gedachten en ideeën waren dusdanig bijzonder voor haar tijd, en ook nu nog actueel dat er meerdere biografieën over haar werden geschreven en talloze artikelen in literaire tijdschriften. Zelden is er zo veel over een schrijver geschreven. Ook haar zuster Mies bleef niet achter en schreef een boek met de titel “Carry van Bruggen, mijn zuster” (1959). Vanaf 1928 kwam ze in geestelijke problemen en kampte met depressies. In 1932 overleed ze na een vermoedelijke overdosis slaapmiddelen, oud 51 jaar.
N.B. Het is uiteraard geheel toevallig dat in 1913 na het vertrek van haar vader uit het huisje aan de sloot er een vrouw (mijn grootmoeder) in kwam te wonen met de voornaam Eva. Tenslotte werd in dat huis in 1945 ook een meisje (mijn nicht) met de naam Eva geboren! Een naam die niet aan mode of hype onderworpen schijnt te zijn, het is een tijdloze naam. In onze tijd zou de kans op deze naam 1 op 20 zijn, Honderd of vijftig jaar terug was de kans veel groter. Maar toch bijzonder!
Jacob Israël de Haan (31-12-1881/30-6-1924).
Jacob Israël de Haan was dichter en schrijver. Hij werd onderwijzer en studeerde rechten, waarin hij promoveerde en waarin hij doceerde. Daarnaast publiceerde hij in diverse literaire tijdschriften, zowel proza als poëzie. Het was een man met durf. In 1912 ondernam hij namelijk een reis naar het Rusland van voor de revolutie om te onderzoeken hoe politieke gevangenen in de gevangenissen werden behandeld, en publiceerde in 1913 zijn verslag hierover met de titel “Russische gevangenissen”. Hierdoor wordt hij wel als een soort pionier beschouwd ten aanzien van het werk van Amnesty International. Bron: Wikipedia
Ook kwam hij er openlijk voor uit dat hij homoseksueel was. Zo schreef hij o.a. de romans “Pijpelijntjes” en “Pathologieën”, die in die tijd opzien wekten, omdat deze gingen over de liefde tussen mannen. Ook was hij politiek geïnteresseerd, werd zionist en bracht dit ook tot uitvoering, want in 1919 vertrok hij naar het toenmalige Palestina als correspondent voor het Algemeen Handelsblad. Zijn contacten daar met Palestijnen deden hem afstand nemen van het zionisme, waardoor hij er een voorstander van werd om vredig samen te leven. Dat was de reden waarom hij in 1924 in opdracht van de Joodse Verzetsorganisatie Hagana werd vermoord. Het triest einde van een idealist.
Om dichter bij huis te blijven, en wel in de Zaanstreek; hij publiceerde in 1907 een bijzondere roman met de naam “Ondergangen”. Deze handelde over een molenaarsfamilie, die hij situeerde in een huis met uitzicht op een molen aan de Noorder IJdijk tussen Zaandam en Westzaan. Het huis werd dusdanig beschreven dat het niet anders dan Westzanerdijk Nr. 468 moest betreffen!
Bron: Familiearchief
De gezinssamenstelling van die molenaarsfamilie kwam toevallig overeen met die van de familie Brand die hier in die tijd woonde. Verdere gelijkenis was er niet. Deze informatie werd ontleend aan het dagblad “De Typhoon” van 23 februari 1985, waarin een artikel (schrijver onbekend) staat over Jacob Israël de Haan i.v.m. het uitkomen van een herdruk van diens boek “Ondergangen”. Ter illustratie staat bij dat artikel ook een foto van het genoemde huis.
Westzanerdijk 468 in 1985 Westzanerdijk 468 in 2018
Detail Topografische kaart, ca. 1946. De pijl wijst naar plaats huis. Foto rechts: Het achteruitzicht van Westzanerdijk 468, Houtzaagmolen “De Tweelingen”. Verbrand in 1934.
Zoals eerder vermeld wil het toeval dat in datzelfde huis, in 1929 het echtpaar Joh. B. Prinsze en An(tje) IJff kwam te wonen. En…. An(tje) IJff woonde dáárvoor sinds 1913 bij haar ouders op Dampad Nr. 66, het huis waaruit in dat jaar de vader van Jacob Israël de Haan vertrok. En…in datzelfde huis werd op 1 juli 1931 de schrijver van dit stukje geboren! Vervolgens gingen de vader van de schrijver samen met zijn zoontje inwonen in het huis Dampad Nr. 66, daar waar de schrijver van het boek “Ondergangen” o.a. heeft gewoond. Het huis aan het Dampad werd gesloopt, maar het huisje aan de Westzanerdijk staat er na vernieuwingen nog steeds, de molen is echter al in 1934 verdwenen.
De schrijver van het boek is weliswaar al bijna honderd jaar dood, maar evenmin als zijn zuster Carry van Bruggen, is ook hij beslist niet vergeten.
In 2003 verscheen er een herdruk van zijn roman “Pathologieën” en in 2006 die van “Pijpelijntjes”. Ook over hem zijn diverse biografieën geschreven, o.a. door Jan Fontijn met de titel “Het leven van Jacob Israël de Haan” (2015). In 1999 schreef Erik Schaap nog een minibiografie onder de naam “Mijn lied, mijn leed, mijn hartstocht” specifiek over de jeugd van Jacob Israël de Haan in Zaandam.
Erik Schaap zorgde er eveneens voor dat er in 2013 een gedenksteen werd geplaatst tegenover de voormalige synagoge aan de Gedempte Gracht in Zaandam. Hierop stond een bekend geworden kwatrijn van de Haan, waarvan de eerste twee regels luiden: Wat is de Zaan een mooie, breede stroom. Ik ben een jongen te Zaandam geweest.
De gedenksteen aan de Gedempte Gracht in Zaandam. Bron: website Schaapschrijft van Erik Schaap
Al eerder, in 1986, werd in Amsterdam het gedenkteken “De Grenspaal” bij de St. Anthoniesluis geplaatst, dat ook wel wordt gezien als een monument voor Jacob Israël de Haan, omdat er versregels op staan die verwijzen naar de Jodenbuurt. Een jaar later, in 1987, werd op de Westermarkt in het kader van de homo-emancipatie het homomonument geplaatst, eveneens met een versregel van hem.
Voor Jacob Israël de Haan geldt hetzelfde als voor zijn zuster Carry van Bruggen voor wat betreft het aantal keren dat over hem is geschreven tot vandaag de dag toe. Het was een bijzonder mens met bijzondere gedachten, die hij op schrift stelde, waardoor anderen werden geactiveerd.
Naschrift.
Het is heel bijzonder dat de familie IJff een ongeveer gelijke verhuisgeschiedenis heeft als de familie De Haan, waarbij ze uiteindelijk in hetzelfde huis terechtkomen. Maar meer bijzonder is dat twee kinderen van familie De Haan zich als schrijver manifesteerden en zich een blijvende plaats verwierven in de Nederlandse literatuur, zodanig dat er monumenten voor hen zijn opgericht en er ook straten naar hen zijn vernoemd.
Helemaal bijzonder is dat Carolina Lea de Haan een boek schreef dat verbonden is met het huis Dampad Nr.66, waarin later mijn moeder opgroeide en dat haar broer Jacob Israël een boek schreef gesitueerd in het huis Westzanerdijk Nr. 468 waarin zij later ging wonen. Dat ikzelf daar weer werd geboren en later tijdelijk in het huis Dampad Nr.66 woonde, is weer een andere toevalligheid.
De publicatie in de krant, mijn eigen woongeschiedenis en het door mijn moeder nagelaten boek “Het huisje aan de sloot” waren voor mij de aanleiding om dit verhaal te schrijven. Hierbij zij opgemerkt dat mijn moeder tijdens haar verblijf in het ziekenhuis, evenals Carolina Lea de Haan verhalen over haar jeugd heeft geschreven, die helaas geen vervolg hebben gekregen omdat zij in datzelfde ziekenhuis op 30-jarige leeftijd overleed.
Walter Prinsze januari 2022
Bronnen: familiearchief, Gemeentearchief Zaanstad, Wikipedia, De Typhoon 23-2-1985