Herinneringen aan opgroeien in katholiek Zaandam

Verteld door Jo Jong-Passant (geboren 1931)

Thuis
We hebben altijd op de Dr. Schaepmanstraat 29 gewoond, van de rooms-katholieke woningbouwvereniging Leo XIII. We woonden in een rode stad, maar dat beseften we niet. Alles om ons heen was katholiek: het buurtje, de school, de families van moeders- en vaderskant, er werd De Volkskrant gelezen, toen nog een echt katholieke krant, we zaten op katholieke scouting, katholieke verenigingen, enzovoorts.

Mijn vader en moeder trouwden in 1926 en toen was het huis in de Dr. Schaepmanstraat nieuw. Beneden had je de voorkamer (die bijna nooit gebruikt werd), de achterkamer waar we altijd waren, de keuken.

Achter buiten een plaatsje en een schuurtje, waar mijn vader fietsen en andere zaken repareerde. Eén kachel in het hele huis, geen warm water, geen badkamer.

Dr. Schaepmanstraat 29

De bovenverdieping had twee slaapkamers onder het schuine dak. In de voorslaapkamer sliepen wij met zijn vijven, alle meiden samen. Twee sliepen er in een tweepersoonsbed, ik sliep met een zus in een twijfelaar, en omdat er geen derde bed in paste, stond er overdwars een kinderledikant waarin mijn jongste zus sliep. Pas toen mijn oudste zus trouwde en het huis uit ging, kon de jongste haar plaats in bed overnemen en kon het ledikant weg.

In de achterslaapkamer sliepen vader en moeder, daar stond ook het ledikantje van mijn jongste broertje (die malaria kreeg en hersenvliesontsteking en doodging, drie jaar oud). Op de overloop stond een ijzeren soldatenbed waarin mijn oudere broer sliep. Het was krap, maar het was ook gewoon. Zo ging het bij iedereen. Nou ja, mijn vader kreeg op een gegeven moment wel een groter huis aangeboden, maar zonder overleg met moe wees hij het af, hij hield niet van verandering.

De kinderen Passant v.l.n.r.  Gon, Jo, Henk, Frans, Cisca, Wil en An.

In de crisistijd van de jaren dertig waren meerdere broers van moe werkloos en die kwamen op wasdag hun zus helpen de was te ‘slingeren’. Eerst had moe alleen een wasbord, maar op dat moment was er een wasmachine, een houten kuip met daarin een arm die heen en weer bewoog zolang je het rad bovenop de kuip heen en weer draaide, slingerde. Zwaar werk. Het ding stond buiten. Later heeft mijn vader de wasmachine van elektrische
aandrijving voorzien, en stond het ding in de schuur.

Opa en opoe
Mijn grootouders van moederskant woonden eerst in de Peperstraat. Later verhuisden ze naar de Belgischestraat, waarover altijd verteld werd dat daar in januari 1916 bij de watersnood, de laatste grote dijkdoorbraak van de Zuiderzee, de eendjes zo naar binnen zwommen.

Elke zondag gingen wij als gezin, en dat deden ook alle ooms en tantes met hun gezinnen, bij opa en opoe op bezoek, ook toen ze gingen wonen in het pension Sint Jan voor ouden van dagen, aan de Bloemgracht 60, dat hoorde bij het ziekenhuis. We gingen overigens ook alle zondagen naar mijn opa van vaderskant, lopend, naar de Westzanerdijk. In de tuin van het ouden-van-dagen-huis speelden we, alle neefjes en nichtjes, kuurhuisje draaien bijvoorbeeld, dat daar stond voor tuberculosepatiënten die zo steeds in de zon konden.

Bloemgracht, 1925

Een gulden (zo herinner ik het me tenminste) werd bij alle kinderen van opa en opoe opgehaald – misschien wekelijks, misschien maandelijks – door een meneer van een stichting, en zo leverde iedereen een bijdrage in het levensonderhoud van opa en opoe. Opoe deed ook werkjes voor de nonnen. Gebruikt verband werd gewassen, opoe rolde dat op met een machientje, en zo kon het verband nog een keer worden gebruikt. Opa en opoe woonden niet groot daar, in twee kamertjes. Niettemin kregen ze op een gegeven moment in de oorlog nog inkwartiering, er kwam een mevrouw bij ze inwonen, een évacuée. Na het overlijden van opoe in 1946 moest opa de twee kamertjes verlaten, want die waren voor een echtpaar bestemd. Hij moest voortaan op de mannenzaal wonen, allemaal bedden, weinig persoonlijke ruimte. Er was altijd gedoe wie het eerst mocht als de barbier kwam. Die kwam iedere week de mannen een scheerbeurt geven.

Opa en opoe waren in september 1944 50 jaar getrouwd, daar is een foto van. Het gouden bruidspaar zit met een bloemenmand tussen hen in vooraan, omringd door de hele familie. Hoewel er aan alles tekort was hadden de zusters die Sint Jan bestierden er nog iets feestelijks van weten te maken. Dat waren de Kleine Zusters van de Heilige Jozef[1]. Dat was een andere congregatie dan die van de nonnen op school, die waren van JMJ, de congregatie van de zusters van Jezus, Maria en Jozef.

School
Er was één katholieke meisjesschool, onze school, de Heilig Hartschool aan de Bloemgracht, met in de gang een groot Heilig-hartbeeld.

Er waren twee katholieke jongensscholen, de Bonifatiusschool en de Sint Jozefschool aan de Jan Sijbrandsteeg. Mijn broer zat op de Bonifatiusschool. De gymzaal voor de Heilig Hartschool was bij de Bonifatiusschool, daar gingen we rennend naar toe, zodat je voor de les begon nog even aan de ringen kon hangen.

De Heilig Hartschool, de bewaarschool en de huishoudschool Sancta Maria, waar mijn zusters en ik later naar toe gingen, lagen alle drie aan het schoolplein. Op de hoek van de Bloemgracht, vlakbij de kerk.

Bloemgracht, meisjesschool, 1930

Een poort ervoor, en op het schoolplein nog een grove wasbak, maar het water was altijd afgesloten, je kon geen water drinken. Ook als je onder schooltijd naar de wc moest kon je geen water drinken, de kraan bij de wasbak hielden de nonnen altijd afgesloten. De bewaarschool was ook al gescheiden voor meisjes en jongens. We kwamen nooit in contact met jongens, behalve dan je broer en zijn vrienden.

Les kregen we van nonnen en juffen. Juffrouw Ruijs, juffrouw Oostendorp, juffrouw Vink. Zuster Odilia was het hoofd van de school. Aardrijkskunde, rijtjes leren, Nederlands-Indië ook, een brief schrijven (wie begint met ik is een grote dommerik), geschiedenis, over Alva. Ik heb tandenpoetsles gehad op school, en telefoonles. Zwemles hadden we in de vijfde klas lagere school, in het Sportfondsenbad in Zaandam. Er hoorde ook instructie bij hoe we ons moesten afdrogen: het werd voorgedaan, eerst over je rug.

We gingen ook best vaak het water van de Zaan in. ’s Zomers gingen we ’s morgens vroeg, na de kerk, twee dagen in de week gratis vóór schooltijd zwemmen, met een pontje naar een eilandje, het was een afgescheiden stuk Zaan. Een hokje om je te verkleden was er ook, en er hing een brede schommel op het water, daar kon je op je buik op liggen, met een riem vastgemaakt, en zo kon je zwemmen leren. Later, na de oorlog, zwom ik ook wel in het Sportfondsenbad, op een bepaalde avond in de week was er een speciaal uur voor katholieken.  Badhuisweg, zwembad, 1930

Iedere ochtend naar de mis
Iedere ochtend om acht uur gingen we naar de mis vóór schooltijd. En vóórdat je ook maar iets had gegeten of gedronken. Je moest nuchter zijn, anders mocht je niet ter communie. Was denk ik wel makkelijk voor moeder, het hele spul het huis uit.

Er waren altijd nonnen bij. Als een kind duizelig werd of akelig en ging zitten, kreeg die
meteen een por van een zuster: knielen! Op je rapport stond hoe vaak je was geweest, of hoe vaak je had verzuimd, dat weet ik niet meer precies. Ik heb er twee boekjes met plaatjes mee verdiend, die heb ik nog ergens.

Ik heb één keer gespijbeld met mijn broer, in plaats van naar de kerk te gaan gingen we naar het sluissie, boten kijken, als ie dicht was kon je er overheen lopen naar de Westzij. Na de mis liep je met een stikkezak, door moe genaaid, met daarin je broodje en een flesje koude thee naar school. (’s Morgens voordat pa naar zijn werk
ging, dronk hij opgewarmde thee van de vorige dag).

Oostzijde met St. Bonifatiuskerk

Onderweg at je je broodje op. Als het heel erg vies weer was mochten we, geloof ik, ons broodje opeten in de bewaarschool. Altijd met witte basterdsuiker erop. Ook als we tussen de middag thuis aten hadden we altijd alleen witte basterdsuiker op ons brood. Alleen op zondag een plakje kaas of worst. Ik weet niet of er boter op ons brood ging of margarine. We hadden nooit fruit, en ik geloof ook niet dat we melk dronken. Een mandarijn zag ik bijvoorbeeld voor het eerst toen ik als dienstmeisje ging werken. Maar dat is een ander verhaal.

foto’s: familie Passant, gemeentearchief Zaanstad

[1] Over de Kleine Zusters van de Heilige Jozef[1]. Zie : De nonnen | Commissie Historie Zaanse Ziekenhuizen