De Zuiddijk en de bewoners

volgens mevr. de Jong – Swart
 

Mevrouw is 28 september 1922 geboren op  de Zuiddijk 102. Haar grootmoeder woonde op 102 en toen haar ouders trouwden zijn zij in de winkel gekomen en is haar grootmoeder in een huisje ernaast gaan wonen Haar vader heeft er een levensmiddelenzaak opgezet. Daar voor was hij bakker-patissier geweest. De levensmiddelenzaak ging onder de naam Swart. Het huis, Zuiddijk 102, staat er niet meer. 

 

Mevrouw vertelde dat ze de namen van de bewoners van een deel van de Zuiddijk nog kende. Ze had een tekening willen maken maar dat lukte niet goed dus hebben we het in een gesprek met haar opgetekend. We hebben er foto’s bij gezocht en het zijn er heel wat geworden.

Het startpunt is bij het huis op (toen) nr. 102, nu nr. 150.  Het is nu een loods met te huren opslagunits. We lopen een stukje naar het noorden op de dijk.

 

Op de dijk stonden naast hun huis woningen. Daarnaast was een steeg.

In deze 1e Spinhuissteeg woonde Bart de Klopperman en ernaast woonde de visserman Blei. In de steeg was nog een woning.

 

 

Rechts van de steeg woonde Muuse met het touwwinkeltje, hij had een kefhondje. Dan kreeg je Kelder de timmerman en daarnaast woonde de grootmoeder, de moeder van zijn vrouw. Die van Kelder gingen ’s zomers altijd naar een strandhuisje en kwamen dan heerlijk bruin terug. Ik was daar erg jaloers op, want wij gingen nooit. Eén keer zijn we naar Wijk aan Zee geweest, 4 à 5 dagen in een hotel met moeder en de kinderen. Vader kon niet mee dus die bleef thuis.

Dan was er nog een huis maar die mensen kende ik niet en dan kwam de 2e Spuithuissteeg. Op het hoekje rechts woonde Sientje Schuitemaker. Verder nog een paar huizen aan elkaar en daar woonde Den Hollander met 2 dochters. Op de hoek was de Graaf, een meubelwinkel.

We steken de Zuiddijk over naar de oostkant van de dijk.

Daar stond een P..-bak, een urinoir en het spuithuisje van de brandweer, vandaar de Spuithuissteeg aan de overkant. Dan kreeg je het winkeltje van Van der Meer met koppies en bakkies. Twee jaar geleden heb ik de dochter nog gesproken, haar moeder leefde toen nog.

 

 

 

 

 

 

Dan wat schuren en/of schuttingen van Maarten Swart, een broer van m’n vader, die had een heel groot gedeelte van de dijk en een stenen huis met twee ramen en een deur. En opzij had het huis een groot balkon.

Dan kwam Mulder, een smederij en daarnaast had hij zijn werkplaats. Vervolgens kreeg je Thie en dan kwam Van Ederen, de fietsenwinkel. Dan Fris, Cent van ’t blad. Beneden aan de dijk stonden nog twee huisjes.

 

Later kwam Rep de fruithandel op de plek waar Fris zat. In de oorlog, als de politie op jacht was kregen wij al het fruit in de Jonge Arnoldusstraat in de kelder.

Dan zeiden de mensen ‘wat ruikt het hier lekker naar fruit’. Ik heb er nog bessensap leren maken, 30 flessen of zo, 1 mand rooie en 1 mand zwarte bessen.

En daar weer naast woonde een Kelder, het huis is er nog en dat is het hoekhuis van de Jonge Arnoldusstraat geworden.

In ons huis in de Jonge Arnoldusstraat was mijn slaapkamer boven en van de dijk naar de steeg van ons huis stond een hek en daar stonden ’s avonds jongens te kletsen. Misschien 18 of 20 jaar, maar altijd gezellig babbelen. Vroeger waren de jongens leuk.

En dan op de hoek daar woonde Maas boven, een weduwvrouw, de moeder van Van der Lee denk ik. Beneden woonde Van der Lee en boven Maas. Die hadden ook dat mooie rijtuig met lampen. En 1 x per jaar gingen ze daarmee rijden. Ik weet niet waarheen, misschien naar de harddraverij in de Stationsstraat.

Naast Maas kreeg je twee huizen en in de eerste (215) woonde een klompenmaker Sluijk. Hij maakte zelf klompen en hij werkte ze bij als ze niet lekker zaten, geweldige man. Wie op 217 woonde weet ik niet maar daar weer naast was de Bruin, een kledingwinkel.

 

 

Dan was er een kouwe bakker, dan een melkboer met het schuine raam, de naam weet ik niet. Nog twee winkels waarvan eentje een barbier was. Dan kwamen er twee huizen beneden aan de dijk. Dan kwam Kee en Van Maurik een kruidenier. Daarnaast een winkel met lappen stof op de hoek van het Hanenpad.

 

Zullen we terug via de andere kant?

Na de sluis kreeg je Onrust op het hoekje, ook een klant van ons. Als kind waren dat voor ons deftige mensen. Wie daar naast woonde dat weet ik niet.

 

 

Later is een Vethaak daar gaan wonen nadat het huis was verbrand. Dan kreeg je een lange stenen muur, ik denk van de scheepswerf en dan kwam Redelaar, een Electra zaak. De lamp hangt er nog.

 

 

Dan kreeg je Schoen, die had manufacturen en dan wat huizen en daarna Havik de slager.

 

Dan weer wat huisjes en op de hoek van die brede steeg woonde buurvrouw Kraaij, daar mocht je geen mevrouw tegen zeggen, dat hoorde niet.

Dan inverdan het huis van IJzerhandel Foeth, daar heb ik, in de oorlog kleertjes van geleend voor mijn eerste baby.

Daarnaast woonde tante Trijntje Vethaak. Als ze bij ons kwam wilde ze altijd iets meenemen voor ons. Als ze niks had nam ze knopen mee uit de knopendoos, 10 knopen of zo. Leuk hè, die woonde daar met haar dochter Neeltje.

Dan weer op de dijk een stuk of vier huisjes en dan kreeg je een herenhuisje en wat die mensen deden weet ik niet, keurige mensen, ernaast woonde Beumer. Dan kreeg je de Boer de barbier op de hoek. Dan kwam het Skagerak.

 

Op de andere hoek had je Hofstee, de bakker. Die ging een keer voor 3 uur ’s morgens werken, kreeg hij een flinke boete omdat hij te vroeg begonnen was. De eerste boodschap die je als kind van je moeder mocht doen was – broodhalen bij de bakker.

 

 

 

 

 

 

 

 

Dan kwam een herenhuis, is er nog, dan kwam Jonker, maar daarvoor zat er Schagen, een heel breed huis met de deur middenin en aan elke kant twee ramen. Ze hadden heel grote kamers en beneden oefenden ze altijd toneel. Dat was leuk om te zien. En dan kreeg je twee huizen met een hekje ervoor die staan er nog. Ze hadden een prachtige tuin achter tot aan de sloot, net als wij. En dan kwam m’n vaders huis.

Juli 2021