Gesprek met Jan Hardeman oud melkhandelaar

door Ruud Meijns

Hij is in oktober 1961 in de Rosmolenwijk begonnen als melkhandelaar. Geboren en getogen Oud-Loosdrechter. Zijn vrouw kwam uit Weesperkarspel, ze zijn in 1961 getrouwd. Daarvoor werkte Jan ook al als melkboer o.a. in Vreeland en Hilversum, maar dat was nog bij een baas op provisiebasis. In 1961 hebben ze een melkzaak overgenomen van dhr. J.A. Sengers en in 1995, hij was toen 60 jaar, zijn ze gestopt.

Aan de straatkant, aan de Rosmolenstraat hoek Hovenierstraat hadden we een winkeltje, net als van Langelaar. We waren concurrenten, maar altijd hele goeie vrienden geweest. Je was een zelfstandig ondernemer, maar je had ook een buurtfunctie. Toen ik het overnam betaalde ik voor de wijk, voor de goodwill en ik betaalde voor ‘de zaak’ f xx.000,–.  (geleend bij de melkfabriek). Daar zat niet eens het huis bij, dat heb ik een paar jaar later kunnen kopen. We zijn hier blijven wonen, maar de helft van de woonkamer zoals die nu is, was winkel. Je had een koeling erin en waar nu het raam zit was toen een deur.

Rosmolenstraat, gezien vanaf de hoek Schoolomeesterstraat eerst de groentewinkel van Buijs en dan de melkwinkel op de hoek van de Hovenierstraat

Wijken

Toen wij hier kwamen waren de wijken al verdeeld, dat is direct na de oorlog tot stand gekomen. Ik ben van ’35 dus heb die hele periode van na de oorlog meegemaakt. Van de overheid kwam toen de verplichting dat we rationeel moesten werken om de kosten laag te houden. Maar we begonnen ook wat kruidenierswaren te verkopen in het winkeltje.

Je had het over Henk van Langelaar, de hier begonnen is, hij had klanten maar had ze door de hele stad heen. Zo werd een klantenkring opgebouwd, je probeerde overal te leveren; losse klanten. En na de oorlog is dat systeem in werking gekomen.

Dat ging in samenwerking met de melkfabrieken, je had toen heel wat meer kleine melkfabrieken. In Oostzaan had je er een, die heette Schaft en hier had je de CMC dus er was ook nog wel wat concurrentie. Je werd ’s middags door de fabriek gebeld wat je de volgende dag nodig had. De fabriek bracht wat je de dag ervoor had doorgegeven ’s nachts bij je thuis. Een uur of twee of half drie zetten ze de kratten en de bussen buiten neer, tegen de schutting aan. Dat ging toen nog goed. In de jaren ’70 begonnen ze te jatten.

De jaren daarna kwam de maatregel van de overheid dat je een koelcel moest hebben. Daarna werd de bevoorrading van de melkhandel in de middag gedaan. Als het nodig was kon je wel wat halen als je tekort kwam want die melkfabrieken hadden een filiaal in Zaandam. Die van de Melkcentrale Noord zat op het Kalf en die van de CMC zat in de Stationsstraat. De beheerder heette Esweiler.

In die periode zijn ook de verenigingen opgericht. Je had hier de Melk- en Zuivelverenging Zaandam. Je had ook nog een katholieke vereniging en Oost- en Westzaan hadden een eigen vereniging, maar dat is allemaal één geworden. Ik geloof dat Westzaan in die tijd wel 8 of 9 melkhandelaren had, zo’n klein dorp.

Zo’n nieuwe wijk, daar kon je niet zomaar beginnen want je moest aan allerlei eisen voldoen. Je moest lid zijn van de vereniging. Als je dat niet was dan leverden de fabrieken je beslist geen melk. Zelf heb ik mijn wijk nog wat kunnen uitbreiden met de Heijermansstraat en de Dageraadstraat, maar daar betaalde je voor de omzet die erbij kwam.

Dat kocht je van de vereniging bijv. een tientje per liter. En als je dan een wijk van 500 liter erbij kocht betaalde je daarvoor. Die wijkindeling werd gedaan door de vereniging, niet door de overheid, dus je moest wel lid worden.

Er kwam bij de vereniging geld binnen maar ze betaalden ook dingen voor je, een vorm van sociale dekking. In Zaandam waren twee reservelopers in dienst. Werd er een melkboer ziek dan nam die loper het over. Je kon, wel op individuele basis, een pensioenfonds creëren en er was een ziektekostenverzekering. Daar betaalde je wel wat voor.

In die vereniging had je een Saneringscommissie en ik heb jaren in het bestuur gezeten dus ik heb het van nabij meegemaakt. Ik was even dertig toen ik gevraagd werd, ze hadden denk ik jong bloed nodig.

Maar je had, ook voor de oorlog al, grote en kleine melkboeren en bij de sanering werd gekeken naar je omzet in liters. Daar kreeg je toen een verdeling in in straten. Henk, de vader van Hennie had hier toen ook nog een wijk. Er zullen wel te kleine melkboeren zijn afgevallen.

De heer en mevrouw Hardeman voor hun melkwagen en winkel aan de Rosmolenstraat, mei 1995.

Mijn vrouw deed de winkel en we hadden een winkelmeisje en we leverden, net als Hennie, ook aan bedrijven in de buurt. Maar in de jaren’60 maar vooral de jaren ’70 kwam er een kentering. Eerst had je zelfbedieningszaken, maar zelfs Albert Heijn verkocht nog geen melk. De supermarkten zijn pas melk gaan verkopen midden jaren ’70. Daarvoor had de melkhandel het alleenrecht op de verkoop van melk.

Je moet ook dat in z’n tijd zien. De vrouwen werkten niet. Mijn wijk was o.a. de Jan Bouwmeesterstraat en de Poortstraat en ik had zo’n goeie 200 klanten die ik dagelijks langs ging. Later nam je de woensdag vrij voor andere bezigheden en daarna ging je drie dagen per week bezorgen.

De Bouwmeesterstraat was een katholieke straat, Leo XIII, dus grote gezinnen en die namen elke dag  liters losse melk, die kwam uit de melkbus. Je had al wel flessen melk en later werd het alleen maar flessen en daarna kwam de papierverpakking.

Jan Bouwmeesterstraat, aan de kant van de Oostzijde,  de wijk van Hardeman

Ik had in die straat 98 klanten en je ging deur aan deur en er waren klanten die hadden elke dag drie liter melk. Maar ze deden ook alles van die melk. Moeder kookte er ook pap van. Je had niet het enorme assortiment dat je nu hebt. Ik zie de bakker ook nog lopen die bracht bij sommige huizen elke dag twee, drie broden. Toen had je drie basis voedingsmiddelen; brood, melk en aardappelen. Nou en d’r werden wat aardappels geschild per dag hoor.

Nieuwe wijken

Toen Zaandam begon te groeien kwamen er steeds nieuwe wijken bij. Soms kon een bestaande melkboer zijn wijk uitbreiden en soms kwam er een nieuwe bij. Je kon goed je brood verdienen in die jaren en het gevolg was dat er mannen waren die melkboer wilden worden die het in wezen niet waren. Het vereist een bepaalde routine, zakelijk inzicht en je moest een vakdiploma hebben. Ze werkten in de bouw en dan werden ze melkboer. Ze hadden wel de goeie wil, maar waren minder geschikt.

Supermarkten

Eind jaren ’50, begin ’60 waren de huisvrouwen allemaal thuis en dat is geleidelijk gaan veranderen, de supermarkten begonnen ook melkproducten te verkopen en het assortiment breidde steeds meer uit, ook in onze eigen winkel. We zijn ook brood gaan verkopen. Maar dat de vrouwen gingen werken was voor dit soort bedrijfjes niet altijd even gunstig want toen kwamen de prijsverschillen.

Je had vanaf het eind van de oorlog de verticale prijsbinding; een pakje margarine kostte overal even veel. Toen de supermarkten met melk begonnen kreeg je verschillen in prijs. Heel vroeger had je nog boeren die zelf hun melk uitventten, dat mocht toen nog. Zo is grootvader Henk van Langelaar ook begonnen als boerenknecht bij een boer die melk uitventte. Je had in die tijd ook al fabrieken met eigen melkboeren en daar was ook wel eens wrijving tussen.

In de oorlog ging de melkproductie gewoon door; koeien geven melk. Heel vroeger was er wel eens sprake van sjoemelarij zoals water toevoegen. Er werd wel eens gezegd ‘we kregen melk en de kroos dreef er nog op’. In die slootjes van vroeger werden ook de melkbussen schoongemaakt met slootwater. Er wordt wel eens gezegd dat de mensen vroeger meer weerstand hadden. Wie weet?

Melk was melk, halfvol kende men nog niet en boeren kregen betaald naar gelang het vetpercentage van hun melk. Dat percentage werd door de fabriek vast gesteld. En na de oorlog kwam er homogenisering en toen is het vetpercentage op één niveau vastgesteld; dat was volle melk. Rotator was gesteriliseerde melk, die was verhit en dus langer houdbaar.

Het bederf van melk en daar kon je ook de netheid van de huisvrouw aan zien. Als het zomerdag was en je had een paar warme weken dan had je op maandag altijd wel een paar klanten die zeiden dat de melk zuur was. Maar de hygiëne begon al als de melk in de pan ging – was de pan wel schoon. En er waren nog geen koelkasten en dan kocht men wel eens van die Rotatormelk.

Ik had ook een loper voor als mensen niet thuis waren. Je wist precies wat ze nodig hadden. Je liep naar de keuken of je pakte zelf een pan om een paar liter melk in  te doen. Soms pakte je een pan en dan zag je dat ze dag ervoor bieten hadden gegeten, dan zat er nog wat roods in die pan.

Henk Langelaar sr., hij is in 1987 overleden, de opa van Hennie heb ik nog gekend. Want toen wij hier begonnen was die half vijftig. Hij moest wegens gezondheidsproblemen stoppen. Alles werd aan de deur verkocht, je kunt je het niet meer voorstellen. Tijd speelde veel minder een rol dan nu. De schoenmaker kwam bij de klanten langs met de vraag of er nog wat te repareren was.

En het assortiment werd in de loop der jaren ook steeds groter. Ik had een bezorgwagen, van Spijkstaal, die was kleiner dan een winkelwagen van de SRV en de klant kon daar niet inkomen. Vanaf de jaren ’60 kregen we het allemaal wat beter; je kon een pilsje drinken en ik heb wat bier verkocht aan huis. Wat dacht je van de frisdranken. Dat begon met de Exota en wat we nu allemaal gewoon vinden was toen echt een luxe. De koelkasten kwamen en ik heb het toch meegemaakt dat als mensen een koelkast kregen ze dan zeiden, Zeg Jan, kom es effe kijken, we hebben een koelkast’. Dan liep ik met de klant de keuken in en daar stond de koelkast, zo blij waren ze.

Foto echtpaar Hardeman – Tom Valkenburg, Andere foto’s– Gemeentearchief Zaanstad

Het gesprek met dhr. Hardeman was op 24 november 2021. Hij is kort daarna, op 26 januari 2022 overleden.