De jeugdherinneringen van Dick Bakker (6/7)
– Deel 6 – De jeugdherinneringen van D.W. Bakker, geboren 15 april 1935, opgetekend in 1970.
Over Seks en Treinen
Het woord seks kenden we toen nog niet en verder wisten wij er op straat ook niet veel over. Voorlichting kregen we niet en onze nieuwsgierigheid en kennis moesten we opdoen in de vrije nieuwsgaring en dat viel niet mee. Zo makkelijk als het nu is om een naakte vrouw te zien met de reclame op de buis, de rekken met blote tijdschriften in iedere supermarkt en het naaktstrand was het toen niet. Het omkleden voor en na het zwemmen op het strand of bij Kalkovens aan de dijk en bij paal 13 aan de Havenstraat ging zo omzichtig en geheimzinnig, dat er niets te zien was.
Het minst verhullend waren nog de plaatjes van filmsterren in het tijdschrift “De Lach” bij kapper Otte en die waren nog gestoken in complete badpakken. We moesten er dus wat anders op vinden om onze overlopende nieuwsgierigheid te bevredigen. Heel opwindend was het de meiden op school met uitzondering dan van Appie Blomberg te laten “luchtfietsen” als de meesters die tijdens het verblijf op het schoolplein streng surveilleerden het niet zagen. Je stak onverwachts van achteren een hand onder de rok en tilden ze dan even van de grond. De meiden gilden het uit maar vonden het prachtig. De brutaalsten onder de meiden kwamen naast je lopen en staken dan een hand in je broekzak, die je van tevoren kapot had gescheurd, een ervaring die ook niet mis was. Lastig alleen waren die moeders die regelmatig je kleren controleerden en die broekzakken meteen weer dicht naaiden. Wilde je echt wat zien en welke jongen wilde dat niet, dan moest je naar het open bad. Met een briefje van je moeder mocht je van badmeester Bellaart onder het luik door en vrij zwemmen in de Zaan. Met die smoes kon je het eigenlijke doel bereiken, de ruimte onder de kleedhokjes van de meiden. Hangend aan de buizen van een waterleiding hingen we dan in bosjes, bibberend van de kou en spanning, te wachten tot we een deurtje hoorden dichtklappen. Door een afwaterkiertje in de houten vloer kon je dan als je geluk had wat vrouwelijk bloot zien of een druppel water in je oog krijgen. Meer als de toen nog kleine borstjes van Els van Vliet heb ik nooit gezien.
Eén van de straatvrienden was met recht “haantje de voorste” en deed “het” al. De tentenbouwsels op straat tijdens een lange hete zomervakantie waren niet zo onschuldig meer. De bewuste vriend was in zo ‘n tentje net bezig om buurmeisje Adri, een vroegrijpe struise meid, van haar broekje te ontdoen, toen een kleed aan de zijkant naar beneden viel. Terwijl zijn blanke billen naar buiten staken, lagen Jan Kuit en ik buiten op straat te brullen van het lachen. En hij maar roepen “hang dat kleed op”! Tot overmaat van ramp begon net op dat moment de moeder van Adri, die haar dochter weer eens nodig had voor een klusje voor het grote gezin, te brullen “Adri, Adri”! De paniek in de tent werd nog groter en in de haast om gekleed er uit te komen werd een stok omgegooid en stortte het gehele bouwsel in boven op de zo wreed verstoorde vrijpartij. Jan en ik hadden een onvergetelijke dag. Dezelfde vooruitstrevende kameraad kwam mij eens ophalen en zag er beroerd uit. Hij moest me wat vertellen als ik eerst zou zweren het aan niemand te zeggen. Dat deed ik (dus namen noem ik niet) en toen kwam het hoge woord er uit. Zijn 2 jaar jonger zusje had gisteravond, toen zij op de warme zolder in bed lagen en niet konden slapen van de hitte gevraagd hoe “het” ging en dat had broerlief bereidvol gedemonstreerd en was hij o zo bang dat ze haar mond voorbij zou praten, want dan zou eerst zijn moeder hem doodslaan en vervolgens zijn vader het nog eens overdoen. Iets wat ik kon beamen. Nog weken heeft hij hem geknepen als een oude dief en nooit heeft een zusje een lievere en tot alle hulp en spelletjes bereid zijnde broer gehad dan in die tijd. Mijn voorlichting kwam bij toeval tot stand door dat ik tijdens een familievakantie in een gehuurd huis in Hilversum, in de boekenkast een duidelijk seksueel voorlichtingsboekje vond voor jongeren wat zeer verhelderend werkte.
Zo kwam aan de laatste vakantie van de grote school een einde en daarmee ook aan die periode van buiten spelen. We voelden ons er te oud voor worden en hadden door al die tijden van schoolsluitingen in de oorlog ook zo veel tijd op straat doorgebracht dat we er op uit gekeken waren. Ook viel het straatclubje uiteen door het naar verschillende scholen gaan. Aris en Martin naar de Ambachtsschool, Jan Kuit naar de Christelijke ULO en ik naar de openbare ULO aan de Stationsstraat.
Uit de leeszaal had ik het boek “1000 km op een groene jumbo” gelezen, een geweldig jongensboek over de spoorwegen en dat in een periode, dat je best treinmachinist zou willen zijn. Mijn vrije tijd bracht ik nu door in de omgeving van het goederen-emplacement. Hier kon je vele treinstellen en locomotieven zien, die regelmatig nog gekeerd moesten worden op de draaischijf aan het eind van het emplacement. Hier kwam ik in kennis met Pierre, een rangeerder van Belgische afkomst en een bijzonder vriendelijke, gemoedelijke man. Niets was mooier dan hem te mogen helpen wanneer hij met de kleine rangeerlocomotief “De Sik” bezig was de goederenwagens bij elkaar te halen en tot een trein samen te stellen, welke dan later door een grote locomotief weggebracht werd. Op het laatst mocht ik ook een stukje met de “Sik” rijden als we een wagon gingen wegbrengen naar de “Artillerie Inrichting”. Daarbij moest dan de Provincialeweg overgestoken worden en vervolgens een hek losgemaakt. Terwijl Pierre dan het hek opende, mocht ik oprijden. Geweldig was dat. Ook gebeurde het wel dat een wagon gehaald moest worden in Oostzaan. Dat was pas echt een treinrit over een baanvak en kon ik Pierre verbazen met mijn kennis over de seinen, die ik uit het genoemde boek had geleerd. Gevaarlijk vond ik het werk van de rangeerder wel wanneer hij tussen losse rijdende wagons sprong en dan, tussen de buffers staande, op het moment dat zij botsten de koppeling tot stand bracht. Ik meen ook dat Pierre jaren later tijdens zijn werk verongelukt is.
Bij de toen nog handbediende overwegbomen van de Hoornse lijn over de Provincialeweg stond het hok van de overwegwachter. Hij was tevens belast met het bedienen van een aantal seinen als blokpost. Ook hier heb ik heel wat uren doorgebracht en mocht soms helpen met het overhalen van de grote glimmende hendels voor de seinen. Ik denk niet, dat je nu nog als schooljongen kans krijgt om zulke dingen te doen.
Een heel andere activiteit was groenteboer Feik Kef helpen bij het venten met de barstens vol geladen handwagen. Moeder vond het niet zo denderend. Je was wel van de straat af, maar Feik was bij het belonen niet zo scheutig. Een hele middag hard werken voor een kilo beurs fruit was heel gewoon. Toen onze liefhebberij wat minder werd kon er soms een gulden af. Toch was het wel leuk werk en ook het meegaan naar de veiling aan de Prins Hendrikkade waar binnen nog echt geveild werd met een klok en drukknoppen bij de veilingbanken, vond ik altijd een spannend gebeuren. Op de duur gaf dit toch geen voldoening en wilde ik wel wat anders doen als vrije tijdsbesteding maar wat?
Branden.
Wanneer we merkten dat er ergens brand was, gingen we er met alle jongens op af. Zelfs midden in de nacht zijn we wel naar een brand gaan kijken. De indrukwekkendste brand die ik me als kind kan herinneren is de brand van een grote houten loods aan de (oude) Peperstraat. Het was een loods met dik zwart geteerde overnaadse plankenmuren. Terwijl de loods in lichte laaie stond, sprongen de daarin opgeslagen teervaatjes uit elkaar en de hoepels vlogen brandend als vuurwerk boven de vlammen uit. Een wasserij aan de Bleekerstraat raakte zo vaak in brand, dat niemand meer in de “ongelukjes” geloofde. Tragikomisch was het optreden van een bewoner van een klein houten huisje aan het eind van de Prinsenstraat. Het gebeurde rond het middaguur. Buren hadden geprobeerd nog wat huisraad te redden, maar door de felle brand was het beperkt gebleven tot wat stoelen en twee oude matrassen. Op dat moment kwam de man hard aan fietsen. Terwijl de buren zich verontschuldigden voor het feit dat zij niet meer huisraad hadden kunnen redden, pakte de man de matrassen op en smeet ze terug in de vlammen. Hij verwachte van de brandverzekering een vergoeding die de waarde van de oude matrassen te boven zou gaan. Intussen lagen de vele omstanders blauw van het lachen, toen zij de verongelijkte gezichten zagen van de “matrasredders”.
Fiets.
Een eigen fiets had ik nog nooit gehad. In de oorlog was daar geen kans op. Het aantal fietsen in Nederland werd alleen maar minder. Na de oorlog duurde het zeker nog 2 jaar voor dat vader en moeder een nieuwe fiets toegewezen kregen en ik op de oude fiets van moeder mocht rijden. Op die fiets heb ik lang Zaandam onveilig gemaakt tot dat er eindelijk bij Dirk Husslage, rijwielhandelaar aan de Westzanerdijk een nieuwe jongensfiets te koop was. Het was een Franse fiets met velgremmen en dikke ballonbanden met voor toen vreemde ventielen zonder slangetje. Velgremmen vond de Hollander in die tijd maar niets. Veel te gevaarlijk. Er moest eerst een degelijke terugtraprem gemonteerd worden, voor dat ik er een meter op mocht fietsen. Wat een luxe, zo’n lichte fiets. Met Nico Romeijn en later met neef Johan Koerse maakte ik tal van dag fietstochten, soms wel tot Amersfoort aan toe.
Radio.
Radio hadden we nooit in huis gehad. Het was ook heel wat toen we een “Draadje” kregen. Dat was een aansluiting op een kabelnet van de PTT. In huis kwam er een kastje aan de wand met een keuze knop voor 2 en later voor 4 programma’s en een luidspreker. De kwaliteit van het geluid was geweldig vergeleken bij het geruis en geknetter van radio-ontvangers. De radio bood ons veel vermaak. Spannende hoorspelen als van Paul Vlaanderen en Ome Keesje bezorgden je rillingen van spanning. Ontspanningsprogramma‘s als de “Bonte Dinsdagavondtrein”, ”Negen heit de klok” en dergelijke mocht je niet missen. Op Zaterdagavond om 10 uur moesten we een kwartier doodstil zijn want dan luisterde vader naar Voskuil, hoofdredacteur van “Het Vrije Volk” die dan zijn “Socialistisch commentaar” sprak voor de Vara en daarvan wilde hij geen woord missen. Nu maken kinderen ruzie om welke tv-zender aan moet. Broer Wim en ik hadden soms laaiende ruzie, wanneer hij van half een tot een uur op vrijdag naar het sportoverzicht van Jan Cottaar wilde luisteren en ik naar de uitzending van het radio-dansorkest “Skymasters”.
Ook van de andere bekende orkesten als De Ramblers, Kilima Hawains, Akkordeola en Malando met zijn tango-rumba orkest wilde ik geen uitzending missen. Radio nam toen een zeer belangrijke plaats in het dagelijks leven in.