Ereboog voor Napoleon

door Ruud Meijns

Het bezoek van Napoleon Bonaparte, heerser over Europa.

Napoleon bracht in 1811 een opnieuw bezoek aan de Nederlanden. Hij en zijn gevolg verbleven hier van 23 september tot en met 31 oktober 1811. Op 5 september 1811 ontvingen de gemeenten Oost- en Westzaandam bericht dat de Majesteit ook een bezoek aan de Zaan zou brengen.

Vanuit de Prefectuur wordt in de brief benadrukt dat de kosten zo laag mogelijk gehouden moeten worden. Maar zo’n bezoek van de machtigste man van Europa kost genoeg hoofdbrekens. Wat kan en wat moet?

Men besloot erebogen te plaatsen op plekken waarvan men dacht dat de stoet er wel langs zou komen. Maar hoe kwam hij? Kwam hij over land of over het water? Ingeval van het laatste werd ook een aanlegsteiger gebouwd.

Napoleon komt aan in Amsterdam 1811

Op 10 oktober ontvingen de beide gemeenten laat in de avond het bericht dat de keizer en zijn broer de volgende dag met gevolg zouden arriveren. Men liet snel omroepers door de dorpen gaan om het bezoek aan te kondigen.

’s Middags om drie uur komt Napoleon over het water om aan en meert aan bij de speciaal daarvoor gebouwde steiger. Hij spreekt met enkele gemeenteraadsleden en burgmeesters. Via de sluis en de Dam spoed het gezelschap zich naar het Krimp om daar het nederige verblijf van de Keizer van Rusland te aanschouwen. Van aankomst tot vertrek nam niet meer dan een half uur en onder toejuiching van het samengestroomde publiek laat men de Zaandorpen weer tot rust komen.

Het Czaar Peterhuisje in 1814

Voor de ontvangst had men acht erebogen besteld en voor bewaking  gezorgd om vandalisme te voorkomen. Gebouwen waren versierd en er was een speciale aanlegsteiger gebouwd. Twee van de aanzienlijkste huizen waren in gereedheid gebracht om de Majesteiten te ontvangen. En enkele jonge juffrouwen stonden klaar om het pad van de bezoekers met bloemen te bestrooien. Helaas waren de gasten binnen een half uur weer vertrokken. Maar hoe zat het met de kosten?

De Erebogen

De erebogen waren gemaakt door timmerman Gerrit de Roode die enkele voorschotten had ontvangen om het werk aan te vangen. Deze gelden zijn in de dorpsrekening te vinden. Na het bezoek werden de erebogen per opbod verkocht. Er stond een mooie dubbele ereboog op de grote sluis, er stond er eentje op het Spinhuispad, eentje op de Dam en nog eentje in de Molenbuurt bij het Schapenpad en nog eentje bij ’t Krimp. Na het bezoek werden de erebogen per opbod verkocht. Timmerman de Roode koopt het grootste deel zelf op, maar van de opbrengst krijgt de timmerman niet het restant van zijn rekening betaald.

Op 4 februari 1814 (3 jaar later) verzoeken enkele schuldeisers waaronder de Roode, het gemeentebestuur om betaling van de achterstallige kosten gemaakt in verband met de komst van de keizer in 1811. Timmerman de Roode neemt zelfs nog een advocaat in de arm, Mr. J.C. Honig die de burgemeester schreef dat G. de Roode nog een bedrag van f 787,– tegoed had.

De gemeente Zaandam heeft wel bij de Gedeputeerde Staten gedeclareerd want die vragen eind 1815 om een specificatie van het bedrag want anders kan het niet uitbetaald worden. Zal het dan toch goed komen?

Ach, ach. Het is november 1816 (5 jaar nadien) dat de Gouverneur van Noord Holland meent dat er een bijeenkomst opgezet moet worden met alle betrokken gemeenten bij het bezoek van de voormalige keizer om duidelijkheid te krijgen over de gemaakte kosten.

Het is te hopen dat die arme timmerman Gerrit de Roode nu eindelijk zijn centen zal krijgen.

 

Uit: Zaandam 150 jaar stad – 1811-1961, 1862