Hoe Zaandam een Groote Sluis kreeg

door Ruud Meijns

De belangrijkste taak van de verschillende dammen en dijken rond de Zaan was de bescherming tegen het water vanuit het IJ. Het IJ was toen nog een binnenzee en stond in open verbinding met de Zuiderzee en de Noordzee. Voor het scheepvaartverkeer vanuit het achterland was er een klein sluisje in de dam van Saerdam.

Al in het begin van de 14e eeuw wordt er al over een sluisje gesproken. Het was een houten sluisje van geringe afmetingen ongeveer 8 voet, is ongeveer 2,5 meter.  Het was bestemd voor het kleine waterverkeer. Er lag nog een klein sluisje, het Wormer- sluisje, ook van hout en ook alleen geschikt voor kleinere vaartuigen. Zoals bijgaande illustratie.

Zo rond 1500 kwam men in Alkmaar op de gedachte om een ruimere doorgang te maken. Alkmaar en Westzaan waren al betrokken bij de bouw van het eerste sluisje. Door allerlei oorlogshandelingen kwam het er niet eerder van om tot handelen over te gaan. In 1529 kwam Alkmaar wel met Amsterdam, Wormer en Jisp tot overeenstemming om een nieuwe sluis in de Knollendam bij het Cromme IJ te bouwen. Toen zou ook al zijn nagedacht over een nieuwe sluis in de Hogendam bij Saerdam.

Naast de stad Alkmaar had ook het college van het waterschap van de Hondsbossche belang bij een grotere en betere doorgang in de Zaan. Dit polderbestuur was bezig met het onderhoud van de zeewering bij Petten en betrok daarvoor materialen, keien en stenen uit de zuidelijke Nederlanden. Dit transport kwam bij Spaarndam het IJ op. Vandaar was het nog een lange weg via de Zuiderzee naar Edam. Daar lag een sluis die groot genoeg was om het transport door te laten en vandaar ging het verder richting Alkmaar en de Hondsbossche Zeewering.

Een flinke omweg en ook een gevaarlijke omweg. Op de Zuiderzee kon het nog wel eens spoken en er was altijd het gevaar van kapers uit Friesland en/of Gelderland. Genoeg reden om een snellere en minder gevaarlijke route te zoeken; de dam bij Saerdam.

Het werk aan de zeewering bij Petten

In 1533 kwamen twee commissarissen van het Hof van Holland om “inspectie occulair te nemen waer men aldaer bequamst soude mogen leggen een groote sluijse van omtrent xviij voeten [ca. 5.5 m.] wijdt…”.[1]

Tien jaar later kwamen nog eens twee commissarissen van het Hof naar Saerdam. Ze voerden onderhandelingen met alle belanghebbende gemeenten en overheden maar wisten geen akkoord te bereiken. Het ging altijd om de kosten natuurlijk – wie moest wat betalen.

Het advies van deze commissarissen werd naar het Hof van Holland gezonden waarop Karel V op 17 december 1544 een besluit nam om tot de bouw van een nieuwe sluis over te gaan.  Deze Groote- of Hondsbossche sluis werd in 1546 – 1547 gebouwd en ligt er nog steeds. En hij wordt nog steeds gebruikt.

Bron: De Hondsbossche Steenen Schutsluis te Zaandam door W.C. Thuissen, 2001.

[1] RANH, CLA inv.nr. 1444, Recueil…pp. 11, 117-118; Aten 1997, p6; Verkade, p. 40.