Vissers in nood

door Ruud Meijns

140 jaar geleden, eind januari 1884 woedde in Holland een fikse storm die veel schepen in nood bracht. Vooral op de Zuiderzee kwamen vele schepen en vissers in gevaar. Bij Durgerdam kon een deel van de vissersvloot niet op tijd binnenkomen; van vijf botters is niets meer vernomen. Botters uit Huizen en van Marken zouden zijn verongelukt.

Botters waren bij uitstek schepen voor de Zuiderzee en de kustvisserij. Ze hadden een hoge kop waarmee de zee wordt gekeerd en waaronder het leefgedeelte voor de bemanning ligt. De bemanning bestaat uit 2 tot 4 koppen, afhankelijk waarop gevist wordt.

Botter MK63 uit Hoorn

Ook een Zaanse botter van schipper Hendrik Kraaijer kwam in de problemen. Hij lag met zijn botter onder Marken voor anker toen het schip van zijn ankers werd weggeslagen en even later zijn kabel brak. Met vliegende vaart wisten zij onder Schikland te komen. Ze waren nauwelijks geankerd toen ze weer werden weggeslagen en richting Genemuiden werden gedreven.

Van dit alles was men in Zaandam nog niet op de hoogte. De Zaandamse vissers waren met acht botters op zee toen de storm zo hevig werd. Op de Zuiddijk, waar de vissers wonen, heerste grote verslagenheid.

Kraaijer bleek met zijn knecht raakten vastgeraakt tussen de bomen van de Genemuider-veerweg. De knecht wist nog in een boom te klimmen. Schipper Kraaijer bleef  in zijn botter tot aan zijn borst in het water staan. Toen het licht werden slaagde men erin hen beiden uit de benarde posities te bevrijden en hen te verplegen in Zwartsluis. Veertien dagen later plaatste de heer Kraaijer een stukje in de krant waarin hij zijn uitsprak voor zijn redding.