Personen
Interviews met en achtergrondverhalen over bekende Zaandammers
Henk Dil – Zaans Kunstenaar 1937 – 1993
door Co Plomp (1947-2022)
Vanaf het moment dat ik een kunstwerk van wijlen Henk Dil kreeg ik het idee om een verhaal te schrijven over deze Zaanse kunstenaar. De aanleiding was een kistje met daarin een wat surrealistisch beeldje gemaakt van Carolina Pine, afgedekt met glas dat op Facebook gratis werd aangeboden door Co Rol, voormalig journalist van het Zaans dagblad de Typhoon. Toen ik het ophaalde en in handen kreeg herinnerde ik me weer dat ik ooit het gebruikte hout samen met Henk op maat heb geschaafd met de vandiktebank.
Ik heb Henk leren kennen op één van de legendarische feesten/exposities in de gemeenschappelijke ruimte van het centrum Dam 8. Ook woonden er destijds 2 vrienden, Dick Karman en Frank Vogel, beiden kunstschilders. Zodoende kwam ik vaak op bezoek op Dam 8. Verder lezen
Dirk Donia
door Ruud Meijns
Dirk Donia is op 10 januari 1859 in Franeker geboren. Vader was boerenarbeider. Dirk had drie broers en een zus. Door de slechte economische omstandigheden in het Friesland van die dagen was er slechts een lagere school voor hem en daarna werken als leerling timmerman. Maar hij wil meer en vertrekt op 25 mei 1881 als timmerman naar Amsterdam. Een jaar later laat hij zijn vriendin en nichtje Trijntje Donia overkomen om op 17 mei 1882 met haar te trouwen.
Al in 1883 verhuist het gezin van Amsterdam naar Zuidhorn (Groningen) waar hij gaat werken in dienst van de H.IJ.S.M. (spoorwegmaatschappij). Hij is dan al actief in de plaatselijke bond voor spoorwegambtenaren. In de politiek wordt Donia in 1887 actief voor de ‘Vereeniging voor Algemeen Kies- en Stemrecht’ en voor de S.D.A.P. Verder lezen
Een stateloze Duitser in het Zaans Verzet
Een recensie door Ruud Meijns
In 2010 krijgt Evelyn Baumgarten van haar moeder een doos met papieren waaronder brieven en documenten van haar vader Erwin Baumgarten (1917-1987). En daarmee start een zoektocht die ook Zaandam zal aandoen. Haar vader is in Duitsland geboren uit Oostenrijkse ouders, in 1935 statenloos geworden door maatregelen van Nazi-Duitsland. Hij vlucht in de jaren ’30 met zijn broer en moeder naar Nederland en kiest voor Zaandam omdat hier al meerdere Duitse vluchtelingen wonen.
Wat wist ze van haar vader? Niet zoveel omdat hij veel weg was en zij zelf op een kostschool zat. Tijdens haar zoektocht ontdekt Evelyn, geboren in New York, de Joodse wortels van haar grootmoeder.
In Zaandam vinden de broers en moeder onderdak bij de familie Petersen in de Jan Steenstraat en in 1939 betrekken ze een eigen woning op de Jan van Goyenkade. Al spoedig duiken de broers Walter en Erwin, in terugblik, op bij het Zaanse Verzet. Walter, die een radiozender bezat, werd in bijna de val gelokt door een Duits spion. Deze man stelde Walter voor een zendinstallatie tussen de versterkers van de radio apparatuur te plaatsen. Hij gaat er niet op in maar wordt wel door de SD opgepakt en verhoord, zonder resultaat. Ze komen in kontakt met kapelaan Groot die zich al vroeg inzet om jongemannen te helpen bij het ontkomen aan de ‘Arbeitseinsatz’.
De broers bij de woning aan de van Goyenkade Verder lezen
Herinneringen aan opgroeien in katholiek Zaandam
Verteld door Jo Jong-Passant (geboren 1931)
Thuis
We hebben altijd op de Dr. Schaepmanstraat 29 gewoond, van de rooms-katholieke woningbouwvereniging Leo XIII. We woonden in een rode stad, maar dat beseften we niet. Alles om ons heen was katholiek: het buurtje, de school, de families van moeders- en vaderskant, er werd De Volkskrant gelezen, toen nog een echt katholieke krant, we zaten op katholieke scouting, katholieke verenigingen, enzovoorts.
Mijn vader en moeder trouwden in 1926 en toen was het huis in de Dr. Schaepmanstraat nieuw. Beneden had je de voorkamer (die bijna nooit gebruikt werd), de achterkamer waar we altijd waren, de keuken.
Achter buiten een plaatsje en een schuurtje, waar mijn vader fietsen en andere zaken repareerde. Eén kachel in het hele huis, geen warm water, geen badkamer.
Dr. Schaepmanstraat 29
De bovenverdieping had twee slaapkamers onder het schuine dak. In de voorslaapkamer sliepen wij met zijn vijven, alle meiden samen. Twee sliepen er in een tweepersoonsbed, ik sliep met een zus in een twijfelaar, en omdat er geen derde bed in paste, stond er overdwars een kinderledikant waarin mijn jongste zus sliep. Pas toen mijn oudste zus trouwde en het huis uit ging, kon de jongste haar plaats in bed overnemen en kon het ledikant weg. Verder lezen
Dick Kerssens (1937 – 2025)
door Ruud Meijns
Dick Kerssens is niet meer. Bescheiden, altijd belangstellend. Een onderzoeker in hart en nieren. Maar ook een kunstenaar die schilderde en tekende. En altijd bezig.
Toen ik eens van hem wilde weten hoe hij een bepaald onderwerp uitzocht, zei hij “Kom maar even langs, maar ik heb het wel druk hoor.” Gelukkig heeft hij zijn laatste boek nog af kunnen maken.
Ik mocht hem in 2017 interviewen. U kunt dit hier nalezen.
Miranda de Boorder overleden
Afgelopen maandag 10 februari is Miranda de Boorder overleden aan een hartstilstand. Miranda was twee jaar lang (informeel) penningmeester van onze vereniging. Bovendien was ze een actief lid van onzer werkgroep Bovenkruier. Ze had grote kennis over de historie van Zaandam en hielp van daaruit met het opzetten van onze beeldbank. Om gezondheidsredenen woonde ze de laatste tijd de (avond)vergaderingen van ons bestuur niet meer bij. Dat neemt niet weg dat ze de administratieve werkzaamheden als interim-penningmeester met grote nauwgezetheid bleef invullen.
Het zo onverwachts overlijden van Miranda heeft ons diep geraakt. Wij zullen haar enorm missen.
Bestuur Historisch Zaandam.
Bier- en Koffiehuis ‘De IJsbeer’
Op donderdag 15 november 1900 kwam in het Wapen van Amsterdam, het Bier- en Koffiehuis genaamd ‘De IJsbeer’ ter veiling. Het etablissement had een grote speeltuin en verder nog een schuur en erf. Het lag in de Westzijde bij het Ossenpad.
T. Woud beschrijft dit gebied in de Westzijde in zijn serie ‘Zaandam omstreeks 1905’ als volgt en bijgaande tekening hoort daarbij.
‘Achter de eerste boom links op de tekening was vroeger de speeltuin De IJsbeer te vinden, op de plaats waar nu ongeveer de ingang is naar de fabrieken van de Kon. Verkade Fabrieken N.V.’ Verder lezen
De jeugdherinneringen van D.W. Bakker, geboren 15 april 1935, opgetekend in 1970.
Deel 8
Werken en Vrije Tijd.
Na de Ulo moest er gewerkt worden. Ik vond snel een “jongste bediende” baantje op het kantoor van Pieter Schoen en Zoon, de verffabrikant in de Oostzijde. Het werk op de afdeling Boekhouding bestond voor mij en lagere schoolklasgenoot Wil Jansen uit het eindeloos opzoeken en opbergen van debiteuren en crediteurenkaarten uit een batterij ladekasten. Facturen werden dan op deze kaarten via boekhoud-machines verwerkt. Automatisering stond nog in de kinderschoenen. In die tijd werd de eerste Hollerithmachine geïnstalleerd en verscheen de ponskaart op de administratie.
Er heerste een strak regime op dat kantoor. In een grote zaal met rijen bureaus, stonden de bureau-chefs onder strak toezicht van zaalchef Donker, die achter in de zaal zat. Je voelde zijn priemende ogen steeds in je rug. In een zijkamertje met glazen wand en vitrage troonde procuratiehouder Everhard, een godheid, die af en toe misprijzend met sigaar in het hoofd over het gordijntje gluurde. Vreselijk wat een sfeer.
Bij overplaatsing naar het expeditiekantoor dat aan de fabriek, vlak boven de Zaan hing, was het heel wat prettiger werken en het salaris van f. 40, — per maand ging omhoog naar f. 55, -. De oude kassier Buis kwam dat hoogst persoonlijk langs brengen en telde het voor je uit. Hij trok er een gezicht bij of hij het uit eigen middelen betaalde. Een levendige baan, op dat expeditie kantoortje, de hele dag mensen van de expeditie en vrachtrijders en beurtschippers over de vloer en uitzicht op het drukke scheepvaartverkeer op de Zaan. Ook veel telefonisch contact met de kantoren van de beurtvaartdiensten van Bijloo, Jongewaard, Kempenaar VZM en de lijndiensten van Zwart en van Gend en Loos. Voor speciale vrachtjes werd vaak vrachtbedrijf Gorthuis ingeschakeld. Verder lezen
Uit de jeugd van Annie Leijen
De vereniging Historisch Zaandam ontving van M. Logman een brief uit de nalatenschap van haar moeder. Het is een brief die haar moeder, Annie Leijen 31-01-1932/15-11-2023, schreef aan haar broer Simon voor zijn 80e verjaardag. Gelukkig voor ons heeft ze aan ons gedacht. We hebben bij dit verhaal zoveel mogelijk illustraties gezocht die voor een deel uit het Gemeentearchief Zaanstad en voor een deel uit het familiearchief van de familie Logman komen.
Het echtpaar Jacobus Nicolaas Leijen en Johanna Barbara Keesen schreef zich op 29 april 1925 in de gemeente Zaandam in. Ze kwamen uit Alkmaar en het eerste adres in Zaandam was Czaar Peterstraat 21, een bovenwoning. Johanna Anthonia Maria (Annie) diende zich als eerste kind aan. Het verhaal opent als een PDF en u dient dan hier te klikken.
Westzijde 192 – Familie van Doesburgh
door Ruud Meijns
In het onvolprezen “Zaans Namen Lexicon” van Dick Kerssens trof ik een fotootje van de villa van de weduwe E.B. van Doesburgh in de Westzijde 192.
Als je nu naar dit huisnummer zoekt krijg je alleen maar Verkade. De villa stond op het terrein dat op dit moment voornamelijk als parkeerterrein wordt gebruikt voor de Bieb en Fluxus.
De jeugdherinneringen van Dick Bakker (7/7)
– Deel 7 – De jeugdherinneringen van D.W. Bakker, geboren 15 april 1935, opgetekend in 1970.
De Jeugdvereniging.
Aris en ik kwamen op het idee om onze vrije tijd te gaan doorbrengen bij de padvinderij. Bij Nieuwenhuizen van de drankwinkel in de Westzijde, die hopman was of iets dergelijks, gingen we alvast informeren hoe je erbij kon komen. Maar dat viel bij onze ouders niet in goede aarde. Padvinderij was iets voor rijkelui en ook nog militaristisch werd ons voorgehouden. Als we wat wilden gingen we maar naar de A.J.C., een degelijke socialistische jeugdbeweging. Zo werden we dus A.J.C.-ers.
Maar dat werd je niet zo maar. Nee, voor dat je de rode halsdoek mocht dragen, moest je een proef afleggen en daarvoor volgde je in een proefkoppel elke woensdagavond een lesavond. Ik heb nooit spijt gehad van dit lidmaatschap. Je leerde veel over de natuur, hoe deze te beschermen en hoe je als kampeerder in de natuur te gedragen. Het bekende “Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen, de eigenaar van het land de schillen en de dozen” werd uitdrukkelijk nageleefd. Verdere wetenswaardigheden omtrent kampvuur maken zonder de omgeving af te branden, allerlei touwknopen en andere praktische vaardigheden werden je bijgebracht. Na je proef volbracht te hebben werd je “trekvogel” naarmate je ouder werd volgde de indeling bij de “Voortrekkers” en “Rode Valken”. Helaas, voor dat ik zover was, bedacht men dat een AJC uit de tijd was en werd de club opgeheven. Verder lezen
Prof. Dr. Cornelis Adrianus Pekelharing (1848-1922)
door Ruud Meijns
C.A. Pekelharing is geboren op 19 juli 1848 in Zaandam. Zijn ouders waren Cornelis Pekelharing en Johanna van Ree. Vader Pekelharing was arts, hij woonde op de Hogendijk en het gezin had vijf kinderen. Cornelis bezocht als jongeling de Franse School en werd in 1865 toegelaten tot de Universiteit. Zijn vader vond hem nog te jong en heeft hem een jaar thuis gehouden om daar enige zelfstudie te doen. Hij begon dan in 1866 aan zijn studie natuurwetenschappen en medicijnen aan de Universiteit in Leiden. Daarnaast behaalde hij het eerste kandidaats filosofie. Hij slaagde in 1870 voor zijn eerste kandidaats geneeskunde en in 1872 voor zijn medisch examen. Hij werd arts in Leiden en wijdde zich aan wetenschappelijk onderzoek. Bij afwezigheid van zijn vader nam hij diens huisartsenpraktijk waar. Hij trouwde in 1873 met Willemine Geertruida Campert en promoveerde In 1874 tot doctor in de geneeskunde.
Na Leiden ging hij naar Utrecht om daar als hoogleraar in de Pathologie (ziekteleer) te doceren. In 1886 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen en was voorzitter van de Volksbond tegen alcoholmisbruik. Hij was nog een periode Rector Magnificus van de Universiteit van Utrecht. Verder lezen
De jeugdherinneringen van Dick Bakker (6/7)
– Deel 6 – De jeugdherinneringen van D.W. Bakker, geboren 15 april 1935, opgetekend in 1970.
Over Seks en Treinen
Het woord seks kenden we toen nog niet en verder wisten wij er op straat ook niet veel over. Voorlichting kregen we niet en onze nieuwsgierigheid en kennis moesten we opdoen in de vrije nieuwsgaring en dat viel niet mee. Zo makkelijk als het nu is om een naakte vrouw te zien met de reclame op de buis, de rekken met blote tijdschriften in iedere supermarkt en het naaktstrand was het toen niet. Het omkleden voor en na het zwemmen op het strand of bij Kalkovens aan de dijk en bij paal 13 aan de Havenstraat ging zo omzichtig en geheimzinnig, dat er niets te zien was.
Het minst verhullend waren nog de plaatjes van filmsterren in het tijdschrift “De Lach” bij kapper Otte en die waren nog gestoken in complete badpakken. We moesten er dus wat anders op vinden om onze overlopende nieuwsgierigheid te bevredigen. Heel opwindend was het de meiden op school met uitzondering dan van Appie Blomberg te laten “luchtfietsen” als de meesters die tijdens het verblijf op het schoolplein streng surveilleerden het niet zagen. Je stak onverwachts van achteren een hand onder de rok en tilden ze dan even van de grond. De meiden gilden het uit maar vonden het prachtig. De brutaalsten onder de meiden kwamen naast je lopen en staken dan een hand in je broekzak, die je van tevoren kapot had gescheurd, een ervaring die ook niet mis was. Lastig alleen waren die moeders die regelmatig je kleren controleerden en die broekzakken meteen weer dicht naaiden. Wilde je echt wat zien en welke jongen wilde dat niet, dan moest je naar het open bad. Met een briefje van je moeder mocht je van badmeester Bellaart onder het luik door en vrij zwemmen in de Zaan. Met die smoes kon je het eigenlijke doel bereiken, de ruimte onder de kleedhokjes van de meiden. Hangend aan de buizen van een waterleiding hingen we dan in bosjes, bibberend van de kou en spanning, te wachten tot we een deurtje hoorden dichtklappen. Door een afwaterkiertje in de houten vloer kon je dan als je geluk had wat vrouwelijk bloot zien of een druppel water in je oog krijgen. Meer als de toen nog kleine borstjes van Els van Vliet heb ik nooit gezien. Verder lezen
Geesje K.
‘Soms ’s middags om een uur of vijf ga ik hier zitten en schenk ik mezelf een licht wijntje in met veel ijsklontjes erin en zit dan heerlijk naar mijn muziek te luisteren; Chet Baker bijvoorbeeld’.
Ze is geboren op het Prinsenpad 115. Het is het tweede huisje van links achter het hekje. Het was een dubbel woonhuis met in elk een gezin. Het tweede huis, nummer 113, was aan de achterzijde van 115. De ingang was aan de zijkant. Het was zo verschrikkelijk gehorig en als het dan slecht weer was en het onweerde, dan tikte mijn vader in de kast en riep hij naar buurvouw de Graaf die er toen woonde, ‘moet ik je komen halen?’. Ze was erg bang voor onweer.
Bij het raampje aan de zijkant was vroeger een bedstee en daar heeft mijn vader een keukentje in gemaakt. In dat huis sliepen we met z’n allen op zolder en in één van die bedstee’s had hij een trap naar boven gemaakt. Verder lezen
De jeugdherinneringen van Dick Bakker (5/7)
– Deel 5 – De jeugdherinneringen van D.W. Bakker, geboren 15 april 1935, opgetekend in 1970.
De Salonboot
De leukste en voor ons, gezien de afstand, zeker de makkelijkste manier om naar Amsterdam te reizen was de bootdienst van de Alkmaar Pakket, die elk uur vanaf de bootsteiger aan de westkant van de sluis vertrok. De salonboten, zoals wij de boten altijd noemden, waren vrij grote boten verdeeld in diverse compartimenten en klassen. Benedendeks waren de donker gestoffeerde salons met banken waarop je als kind op je knieën zittend door de ramen vlak boven het water kon kijken. Bij harde wind op het Noordzeekanaal en het Y kwamen de groene golven tegen de ramen. Verder waren er zit ruimten op het dek en bij mooi weer was het heerlijk varen boven op het zonnedek met uitzicht over de havens en de scheepvaart. Als het vertrektijd was ging de scheepshoorn en werden de loopplanken weggetrokken en de reling dichtgeklapt. Vaak kwamen er dan een paar late passagiers aanrennen die dan onder grote belangstelling van de overige passagiers nog net of net niet aan boord geholpen konden worden. Om de boot snel 360 graden te kunnen laten draaien zonder dat hij het andere scheepvaartverkeer uit en naar de sluis hinderde, was er een constructie bedacht van een kabel met een zware stalen veer waarmee de boot aan de kop van de steiger nog enige tijd vast bleef zitten terwijl er achteruit gevaren werd. Op deze wijze draaide het schip kort om de steiger heen. Daarna werd losgegooid en ging het voor uit de Zaan op. Bij het Vissers hop was nog een aanlegsteiger welke alleen aangedaan werd als er een sein hing als teken dat er passagiers waren. Tijdens de reis van een kleine 3 kwartier was er aan boord vaak een accordeonist die op deze wijze wat geld ophaalde en was er koffie, limonade en dergelijke te koop. Onderweg was er kaartjes controle evenals bij het verlaten van de steiger na aankomst. Verder lezen