De Poelenburcht 40 jaar

Over het jubileum van het buurthuis De Poelenburcht spraken we met Ellie Oomen en Jeanette Venniker van de Klankbordgroep Poelenburg; het ‘Oor van de wijk’. Beiden zijn, zoals dat altijd gaat in het vrijwilligerswerk via deelname aan een activiteit erin gerold. Ze vragen of je misschien tijd heb om even dit of dat te doen en voor je het weet zit je in een bestuur. Maar het gaat om betrokkenheid bij de plek waar je woont en zeker in een wijk als Poelenburg is dat van belang. De laatste jaren is wel gebleken dat niet alle verschillende groepen in de wijk dezelfde belangen hebben.

 

De wijk Poelenburg, vernoemd naar de paltrokmolen ‘De Gekroonde Poelenburg’ is een gebied dat tussen De Gouw, De Zuidervaart en De Watering ligt en is in de jaren ’60 gebouwd. Voortrekkers waren de grote bedrijven in de Zaanstreek zoals Albert Heijn, Bruynzeel, Verkade, maar ook uit Amsterdam – NDSM en ADM, die huisvesting zochten voor de vele arbeiders die ze nodig hadden in hun industrie.

 

Het BZI (Bouwbureau Zaanse Industrie) nam de touwtjes in handen en moest zorgen dat er in snel tempo huizen gebouwd werden. De arbeiders kwamen uit de noordelijke provincies, maar ook uit het buitenland zoals de Italianen die bij de ADM werkten en bekend werden met de ‘Spaghettiflat’.

 

Voorzieningen waren er nauwelijks in de beginperiode in 1962/63, maar op initiatief van de Zaanse Gemeenschap en bewoners kwam er toch iets als een buurthuis, nog wel in een gewoon woonhuis aan de Linnaeusstraat, hoek Straat Poelenburg. Er werden flyers gemaakt om aan te geven dat er wat te doen was en zo mensen enthousiast te maken om mee te doen. Samenhang te creëren in een wijk die nog als los zand aan elkaar hing; iedereen kwam overal vandaan.

Poelenburg in 1965

Er waren erg veel jonge gezinnen en niemand kende elkaar. Er werd ook gebruik gemaakt van de 3 garages die de straat Poelenburg stonden (nu verdwenen) om te voorzien in mogelijkheden voor ontspanning zoals kaarten, naaiclubjes etc. Om mensen maar uit de woningen te krijgen en verbinding te maken.

En dan in 1978 wordt er begonnen met de bouw van De Poelenburcht die in augustus van dat jaar werd geopend door de Brinkmannen, Minister Eelco Brinkman, wethouder Ton Brinkman en voorzitter van de beleidsraad Joop Brinkman.  Inmiddels zijn er volop vrijwilligers en er was altijd wat te doen. In 1989 waren er 127 vrijwilligers actief en dat waren er heel wat meer dan nu het geval is.

 

Kinderen uit heel Poelenburg waren binnen 10 minuten in het buurthuis. Wat natuurlijk mee hielp was dat het aanbod voor ontspanning thuis nog erg klein was; weinig TV-netten, geen internet dus voor je sociale contacten ging je naar het buurthuis. De organisatie is in handen van de Wijk Kontakt Groep; van de bewoners voor de bewoners. En natuurlijk is er verloop, maar de één gaat en de ander komt. Maar met de komst van professionals, zoals met het in ‘88 opgerichte Welsaen, ontstaan ook wrijvingen met de vrijwilligers.  De professionals willen sturen en de bewoners willen het zelf doen.

Oudere bewoners spreken nog met liefde over de beginperiode en dat hopen ze met de viering van het jubileum een beetje terug te halen. Op de tentoonstelling zal er veel te zien zijn. Vele foto’s worden getoond, een deel van de uitgaven van de Poelenburgkrant, maar ook de film over de Spaghettiflat.

 

Mocht u zelf nog interessant materiaal hebben neem dan contact op met: poel40@gmail.com

 

Het jubileum in het weekeinde van 22 en 23 september is een mooie gelegenheid om buren en kennissen van vroeger weer eens te ontmoeten en ervaringen te delen.

Op de 23e is er een reünie voor oud professionals en medewerkers van de Poelenburcht.

 

https://www.facebook.com/pages/Buurtcentrum-De-Poelenburcht

https://klankbordgroeppoelenburg.wordpress.com/

 

 

foto’s: Gemeentearchief Zaanstad.

 

Jeugdherinneringen en Scheepsbouw

Een feit is, bemerk ik bij mijzelf, dat ondanks dat ik zo langzamerhand tot de oude garde ga behoren de herinneringen uit de tijd dat ik nog een kleine jongen was, nog heel sterk aanwezig zijn.

Mensen vragen mij wel eens, als ik uit de vroege jaren van mijn bestaan begin te praten, hoe het komt dat ik nog zoveel dingen glashelder uit mijn geheugen weet op te diepen. Ik moet daar het antwoord op schuldig blijven maar het valt niet te ontkennen dat vele belevenissen uit mijn jeugd mij nog zeer helder voor de geest staan.

Geboren in 1939 als eerste in een gezin van vier kinderen heb ik mijn jeugdjaren beleefd in de ‘Nieuwe Buurt’. De in 1933 gebouwde wijk achter de Zuiddijk. Straten met de naam Wilgenstraat, Meidoornstraat en Abeelstraat behoren nog steeds tot deze wijk. Zelf heb ik het eerste levenslicht aanschouwd in de Acaciastraat.

In het jaar 1948 hield mijn kleuterbestaan in mijn kleine wereldje op doordat ik mijn eerste schreden ging zetten op weg naar het openbaar onderwijs. Ik ervoer het als flinke wandelingen zo’n vier keer per dag heen en terug naar de Vissershopschool. In de eerste twee schoolklassen kregen wij les van juffrouw Fransen.

Ik kon goed met haar overweg en ik denk dat het wederzijds was. Nee het was niet een verhouding zoals Wim Sonneveld in zijn liedje ´Ik ben verliefd op juffrouw van Dam´ zong. Ik vond haar gewoon heel aardig, al dachten sommigen medeleerlingen daar geheel anders over. Er waren er ook die niet met konden opschieten.

De klassenfoto en Ad staat links in de bovenste rij. De meester is ‘Buikie’ Frederiks.

 

Doordat er veel oorlogsschade in Nederland was ontstaan en hersteld moest worden ging mijn vader een poosje naar Wageningen om daar, als timmerman, niet alleen te helpen maar ook zijn eerste weeklonen te verdienen.

Wageningen was dermate onderhevig geweest aan bombardementen waardoor er een grote behoefte was aan bouwvakkers uit heel Nederland om de wederopbouw te bewerkstelligen. Maandags toog hij met de trein naar het verre Wageningen en op zaterdag was hij dan weer bij zijn gezin terug.

Na deze periode nam hij zijn beroep als scheepstimmerman weer op en vond hij werk bij Jachtwerf E.G. van de Stadt aan het einde van de Zuiddijk t.o. de begraafplaats. Meerdere scheepswerven hadden daar hun domicilie, onder meer de Coöperatieve Vereniging Scheepswerf Vooruit en Scheepswerf Kraaier.

 

Het einde van de Zuiddijk met rechts vd Stad en op de achtergrond scheepswerf Kraaier/De Beer

 

Mede doordat Nederland in algemene zin herstellende was van de vijf verschrikkelijke oorlogsjaren ontstond er een grote behoefte aan bekwame vaklieden. Ik herinner mij nog heel goed dat op een donkere avond bij ons aangebeld werd. Omdat ik aan het spelen was in de gang en in de nabijheid van de voordeur was, deed ik open. Ik ontwaarde een gestalte die nagenoeg in het donker opging met zijn donkere kleding en zwarte schipperspet op. ´Is je vader thuis?’ vroeg hij en ik bevestigde zijn vraag waardoor hij meteen binnenstapte en doorliep naar de woonkamer waar de overige gezinsleden zich bevonden.

Met de begroeting ‘Hallo Jaap en Corrie'(de voornamen van mijn ouders) nam hij plaats op een stoel. De man die zojuist ons huis was binnengetreden was (Al) Fred de Beer, de schoonzoon van Jaap Kraaier sr., de eigenaar van de gelijknamige scheepswerf. Bij ons thuis werd, als Kraaier sr. ter sprake kwam, hij altijd aangeduid met de bijnaam ‘Old Mac’. Dit had te maken met het sigarettenmerk dat hij rookte.

De hoofdzaak van het bezoek van de Beer had te maken met de vraag of mijn vader genegen was om in dienst te treden bij de firma Kraaier. Hoelang de onderhandelingen hebben geduurd weet ik niet maar uiteindelijk hebben de gesprekken ertoe geleid dat mijn vader is gaan scheepstimmeren bij Kraaier.

Na het in dienst treden van hem bij genoemd bedrijf werd mijn wereldje opnieuw een stukje groter. Het bedrijf waar mijn vader werkte had op mij een grote aantrekkingskracht. Als ik vrij van school was dan was ik meestal te vinden op de werf. De grote bedrijvigheid sprak mij zeer aan. De ‘oude’ Jaap Kraaier had in de loods aan de Vredeweg waar, toen nog, alleen houten jachten werden gebouwd, zijn eigen hoek(je). Wat hij daar precies aan het knutselen was kan ik mij niet herinneren. Wel weet ik, als ik op de werf bij hem was, hij mij altijd begroette met ‘Hallo Seun’. Zo af en toe ging ik ook wel eens op bezoek bij visserman Arie Hoorn die zijn bedoening ook had aan de Vredeweg. Interessant om te zien wat hij gevangen had.

Dhr. Jaap Kraaier

 

In eerste instantie bestond de werf van Kraaier uit één, flinke, loods met daarbij een klein gebouwtje waarin de tekenkamer en de administratie waren gehuisvest. Deze ruimte werd o.m. bemand door Jaap Kraaier jr. de zoon van senior en zwager van Fred de Beer. Hij hield zich in hoofdzaak bezig met het tekenwerk en, naar ik vermoed, administratieve zaken.

Als er een jacht of betimmerd stalen kruiser gereed was voor tewaterlating dan ging dit op transport naar de Zaan. Dit vervoer ging over een baan die bestond uit spoorrails waarover een zgn. hellingkar werd gereden met daarop het schip. Het was altijd nogal een flinke onderneming alvorens de tewaterlating plaats vond. Het passeren over een bruggetje en de Vredeweg om vervolgens nog zo’n honderd meter af te leggen alvorens het geheel bij de Zaan arriveerde vroeg heel veel aandacht en was niet geheel  zonder gevaren. Vaak stond ik als wijsneus in de omgeving waar de gebeurtenis plaatsvond omdat ik het geweldig imposant vond.

Ook bij Scheepswerf Kraaier vond er expansie plaats. Er kwamen steeds meer opdrachten. Steeds meer casco’s van staal kwamen er naar de werf om aldaar afgetimmerd te worden. Rederij Piet Kooij van de rondvaartboten uit Amsterdam werd een grote klant en ook particulieren lieten hun stalen kruiser(tje) daar aftimmeren.

In de loods wordt gewerkt aan een jacht met vader Schager in het midden en links één van de boten van rederij Kooij

 

Ik heb nog steeds dierbare herinneringen aan het feit dat ik soms mee mocht als er moest worden proefgevaren met een gereed gekomen rondvaartboot. Deze ‘happeningen’ vonden altijd plaats op zaterdagmiddag. De hele familie Kooij, inclusief vader Piet en zijn echtgenote, aan boord en dan op door de Zaan links af door het Noordzeekanaal naar Amsterdam. Wat was hij trots als er weer een nieuw schip van hem, strak in de verf, op het IJ achter het Centraal Station rondvoer en hij daarmee de concurrentie weer enigszins op afstand zette.

 

In een rondvaartboot van rederij Kooij.

Eigenaar Kooij was typisch een man die met zuinigheid en vlijt een mooi bedrijf had opgezet. Als voorbeeld van zijn eigenschap gold het feit dat als hij tussentijds op de werf een bezoek bracht om te bezien hoe de vorderingen aan zijn schip slaagden, hij voorover gebogen in de loods liep om gevallen nagels en schroeven van de grond op te rapen en om deze vervolgens in één van zijn zakken te steken. Dit ging dan gepaard met gemopper van hem omdat hij er grote moeite mee had dat men zo omsprong met de spullen.

En voort ging het met de uitbreiding van de werf. Steeds meer opdrachten werden er binnengehaald wat inhield dat er ook steeds meer personeel moest worden aangetrokken. Stalen jachten werden in eigen beheer tot stand gebracht en afgebouwd. Mijn vader kreeg de functie van bedrijfsleider over de hout- en afbouw. Op het terrein dat braak lag tussen de Vredeweg en de Zaan kwamen grote loodsen en een goed geoutilleerde tekenkamer. Opdrachten werden o.m. verkregen uit Indonesië. Meerdere patrouilleschepen met aluminium opbouwen liepen van stapel.

Mijn vader was inmiddels hoofd van de tekenkamer geworden. Bij Kraaier was er nog geen kennis en kunde om aluminium te lassen. Dat was de reden dat de het vervaardigen van de opbouwen werd uitbesteed aan de Koninklijke Maatschappij ‘de Schelde’ te Vlissingen alwaar zij de kunst van het bewerken van aluminium wel verstonden. Dit kwam mede doordat vele schepen voor de Koninklijke Marine daar werden gebouwd. Opnieuw brak er voor mij, ik zat nog steeds op de lagere school, een fijne tijd aan. Ik mocht af en toe, met toestemming van school, mee met mijn vader naar Vlissingen als hij een inspectiebezoek ging afleggen met betrekking tot de voortgang en kwaliteit van het uitbestede werk. De reis naar Vlissingen ging per trein en we waren dan ’s avonds laat weer thuis.

Nadat het lagere schooltijdperk door mij was volbracht werd de wereld van mij weer een stukje ruimer. Ik kreeg een fiets als vervoermiddel om het Lager Technisch Onderwijs te gaan volgen in de Westzijde. Eerst een jaartje Voorbereidend- en daarna nog twee jaren Praktijkonderwijs. Het werd tijd dat ik een keuze moest gaan maken voor hetgeen ik in mijn verdere leven voor de kost zou moeten gaan doen. Heel eenvoudig: ‘Ik wist het niet en nog erger, ik had totaal geen animo om een vak te kiezen!’ Ja, ik wist wel wat, varen op zee dat leek me het mooiste wat er was. Op de werf, inmiddels droeg het naam De Beer, werden coasters gebouwd en van de gedachten om op zo’n schip te varen en te werken werd ik flink warm van binnen. Vonden ze thuis geen goed idee.

Uiteindelijk is de keuze gevallen op het vak timmeren. Nadat ik met goed gevolg mijn diploma kon ophalen werd ik opnieuw voor de keuze gesteld. Nu moest er een baas, tegenwoordig heet dat werkgever, gezocht worden. Uiteindelijk viel de keuze, overigens niet met al te veel enthousiasme, op Jachtwerf E.G. van de Stadt. Hier moest ik het vak van scheepstimmerman verder gaan ontwikkelen. Mijn vader had nog een goed contact met Ricus (v.d. Stadt) en dus samen op sollicitatiegesprek.

 

Ik mocht er komen werken om het vak, net als mijn vader, tot in al mijn vezels te gaan beheersen. Tussen twee haakjes, vader Schager (die van mij dus) kon er wat van. Wat een vakman. Helaas het was voor mij niet weggelegd. Het grootste deel van de arbeidsdag binnen te zijn sprak mij in het geheel niet aan. Ik was dan ook veelal buiten op de werf te vinden vaak tot wanhoop van de leiding.

Om een lang verhaal niet al te lang en te uitgebreid te maken, het is toch nog wel aardig goed gekomen. Zoals eerder beschreven, de buitenlucht trok mij zozeer aan, gelijk als toen ik als kleine jongen bij pa op de werf aan het rondstruinen was, dat ik uiteindelijk in de bouw ben terecht gekomen.

Mijn baas werd Aannemersbedrijf Jan Visser uit Broek in Waterland. Visser had de bouw van de langshelling van Scheepswerf De Beer aangenomen. Deze helling was noodzakelijk om de bouw van het schip Mary Nübel mogelijk te maken.

 

De Mary Nübel op de helling 1958

 Uiteindelijk is mijn vrijwillige keuze om mij als timmerman in de bouw te gaan bekwamen geen verkeerde keuze geweest. Ik voelde mij als een vis in het water met als gevolg dat ik als Bouwkundig Hoofduitvoerder bij een groot Nederlands Bouwconcern mijn draai tot volle tevredenheid van beide partijen heb vervolmaakt.

 

A.W. (Ad) Schager

 

Zaanlandia Kampioen 1917

Bij de liefhebbers was de foto van het kampioenselftal wel bekend, maar de vraag was tegen wie ze dat kampioenschap wonnen. Was niet zo moeilijk te vinden; het was tegen H.F.C. IV uit Den Helder. In de Helders Courant van 12 mei 1917 stond een klein berichtje.

Ze bleken niet tegen de Zaandammers opgewassen. Wat de eindstand was heb ik niet gevonden, misschien weet iemand dat. Maar hier is het elftal der kampioenen.

Eerste elftal van Zaanlandia met de spelers staande van links naar rechts: J. Hermanides, Jaap Roos, Jan Roos, Gerrit Lust, Dirk Duyvis en P. van ’t Hof.

Middelste rij: P. Bart, Berthus Kist en Siem Veenman. Onderste rij: J. Bakker, Piet Dekker en Gerrit Kabel.

Moord

Ambtswoning burgemeester Zaandam

Misschien heeft u weleens gehoord van de paskamermoord op de Westzijde, maar achter deze deur van de voormalige ambtswoning van de burgemeester van Zaandam is ook een moord schuilgegaan. In maart 1984 kopte de Telegraaf `Beestachtige moord op Zaanse bejaarde (80)‘. De heer Johannes Gorree werd levenloos gevonden in zijn woning op nummer 134 door zijn werkster. Tussen de ruitenwissers van een invalidenbestelwagen die in de straat geparkeerd stond trof de politie een aardappelschilmesje. Een rechercheteam van 30 man onderzocht de toedracht. Het slachtoffer was overdekt met steekwonden. Volgens de politieman bestonden er twijfels of het aardappelmesje met de moord iets had uitgestaan.

Moord in de Lage Horn

Tijdens een onschuldige woordenwisseling werd de Zaandammer J.V. uit Zaandam op straat door twee Krommeniërs met messen gestoken. Hij zakte in elkaar en overleed ter plekke. De 22-jarige T.G. en de 25-jarige K.S. uit Krommenie bezochten zondagavond enkele café’s in de stad. Naar men zegt begon het met enkele woorden die over de vrouw van ene K. werden gezegd. “Ga weg of ik steek je dood”, schijnt één der Krommeniërs tegen K. te hebben gezegd. Hierop  sprong de 26-jarige stratenmaker V., van het Tuinierspad in Zaandam voor de ruziemakers en zou gezegd hebben: “Begin dan met mij”.

Dat waren zijn laatste woorden want direct daarop stak G. hem in de hals boven het sleutelbeen. De twee daders grepen hierop het slachtoffer vast en stak S. hem recht in het hart, aldus omstanders.

De kastelein van het nabij gelegen café ontruimde zijn lokaal en bracht het slachtoffer binnen waar hij op een tafel werd gelegd. Toen de politie en dokter Banning arriveerden was er weinig dat men kon doen voor het slachtoffer. De messen die nog op de plaats van het misdrijf lagen werden in beslag genomen.

Macaber detail was dat onder het publiek dat net uit de bioscoop op de Dam kwam  en naar het opstootje kwam kijken, zich ook de moeder van het slachtoffer bevond. Toen ze de naam van het slachtoffer hoorde, werd ze door smart overmand. Haar gillen werd rondom gehoord.

Eén van de daders had de bus weten te pakken en was naar huis gegaan en de ander vertrok per spoor. De recherche lichtte één der daders nog diezelfde nacht van zijn bed en de ander werd de volgende dag op zijn werk gearresteerd. Beiden hebben bekend, hoewel S. aanvankelijk nog ontkende, maar na de getuigenverklaringen te hebben gehoord, bekende hij alsnog.

Enkele dagen later werden de beide daders met het stoffelijk overschot geconfronteerd. Dader S. ontkende dat één van de gevonden messen van hem was. Hij had zijn mes in de Stationsstraat weggegooid. Na onderzoek bleek er op de aangegeven plaats een mes te liggen. Mogelijk zou één van de messen die op de plaats delict werden gevonden van het slachtoffer zelf of van een nog onbekende zijn geweest.

Op 5  februari 1925 werd de zaak voor het gerecht behandeld. De aanklacht is voor G. doodslag en voor S. zware mishandeling met de dood tot gevolg. De eis was 6 jaar  voor G. en voor S. 1 jaar en 6 maanden  met aftrek van voorarrest. Uiteindelijk werden ze veroordeeld tot 2 jaar voor G. en 9 maanden voor S.

Bron: Krantenarchief Gemeentearchief Zaanstad

Jan Verkade

Het Rijksmuseum heeft een schilderij, getiteld Herinnering,  verworven van de Zaanse schilder Jan Verkade (1868-1946). Het is een lieflijke voorstelling uit 1893 van een meisje in de traditionele kleding van het Bretonse dorp Saint Nolff. Het werk geldt als hoogtepunt van Verkade’s oeuvre dat vrijwel niet in openbare collecties voorkomt.

 

Voor wie meer wil weten over deze Zaanse schilder kijkt op Zaanseverhalen.nl via de link hieronder

:http://zaanseverhalen.nl/2017/09/29/jan-verkade-vergeten-zaanse-schilder/

Beeld: Rijksmuseum

 

 

Scheepswerf Kraaier

Ad Schager stuurde ons bijgaande foto met tekst. 

 

Hierbij nog een foto, die ik nog vond van de beginjaren van Scheepswerf Kraaier. De Rondvaartboot is afgetimmerd en geschilderd in opdracht van Rederij Piet Kooij te Amsterdam. Rechts een houten jacht in aanbouw. Mijn vader (van Ad Schager) was toen nog scheepstimmerman, is degene met bril en alpinopet op.

 

!! Als u ook foto’s mocht hebben van uw vroegere werk of die met de geschiedenis van Zaandam te maken hebben, laat het ons weten op: E-mail: contact@historisch-zaandam.nl .

 

Ons Huis Opening

Van de Historschevereniging KoogZaandijk, ontvingen wij het programmaboekje ter gelegenheid van de opening in 1904 van Ons Huis op de Gedempte Gracht. Een mooi en uniek document, waarvoor dank. Ons Huis was gebouwd in opdracht van de Scheeps- & Bootwerkersbond “Eengezindheid”, vandaar de naam Ons Huis.  Daar werden tijdens de houtstakingen belangrijke vergaderingen gehouden, maar in de loop der jaren werd Ons Huis vooral bekend door het amusement, dansavonden, uitvoeringen van Operettes. Uiteindelijk is het ten prooi gevallen aan de vooruitgang.

 

Hier het boekje en enkele beelden van Ons Huis in de beginjaren.

Wat een pracht, de Zaanse dracht

Misschien heeft u weleens de veelkleurige rokken gezien van de Zaanse klederdracht. Deze stof wordt “sits” genoemd. Het Nederlandse woord sits is een verbastering van het Indiase Hindi woord “chint” (meervoud chintz) wat gevlekt betekent.  In de 17e en 18e eeuw werd in India bedrukt en geglansd katoen naar Europa geëxporteerd.  Deze sits was bijzonder populair in de Zaanstreek.  De met blokken gedrukte patronen werden voorzien van Indiase, Perzische en Chinese patronen. Op de site van het geheugen van Nederland vindt u voorbeelden van de stoffen, die later in Europa werden geproduceerd, voor babykleding en zonnehoeden. De stoffen werden gecombineerd met zijde en geruite motieven.

Het Zaans stikwerk, wat een soort quilten is, komt oorspronkelijk van Engelse en Deense immigranten, die in de Zaanstreek hun toevlucht zochten. Voor de techniek werd linnen gebruikt. De naam is te verklaren uit de ateliers die er zijn geweest in de Zaanstreek waar deze techniek werd beoefend voor welgestelde dames uit Amsterdam en omstreken.
Het stikwerk werd ook gecombineerd met Perzisch ajour, wat meer deed denken aan kant. Hierdoor ontstonden zeer rijke en gevarieerde borduursels. Witwerk heet zo omdat er wit draad op wit linnen werd gebruikt. Kortom; al lang geleden werd de Zaanse cultuur verrijkt met, onder andere, oosterse invloeden.

Bron: het Nederlands antiek boek blz 128 ISBN 9040096244.
Bron: Zaans stikwerk blz 11 ISBN 9021313391

Zaans Orgel voor de Wereldtentoonstelling

“De Stichting Nederlandsche deelneming aan de Tentoonstelling te Parijs 1937, heeft de Fa. H.W. Flentrop te Zaandam uitgenodigd voor de afdeeling Nederlandsche kerkelijke kunst een orgel te bouwen dat representatief zou zijn voor de Nederlandsche orgelbouw”.Dat stond in maart 1937 in het blad ‘Het Orgel’. Verder lezen

Cor Visser, lid van de Comité van Aanbeveling

Ons bestuurslid Ruud Meijns interviewde voor de digitale nieuwskrant ‘De Zuidkanter’ de markante Zaankanter Cor Visser, eigenaar van de Timmerfabriek Visser aan de Noorder IJ- en Zeeweg in Zaandam. Cor Visser is één van de vier leden van de Comité van Aanbeveling. De andere leden zijn Jeroen Olthof, Piet Oudega en Marie Kleij. Wilt u Cor Visser wat beter leren kennen? Lees dan hier dit interview bij ‘De Zuidkanter’. Een leuk verhaal met veel historie uit zijn rijke Zaanse leven.

100 jaar terug – Dominee Willem Bax (1836 – 1918)

Op 28 mei 1918 overleed ‘De Rooie Dominee’ Bax. Zaandammers kennen dominee Bax van de straat die naar hem vernoemd is; de Ds. Baxstraat.

Hij de werd de ‘Rooie Dominee‘ genoemd omdat hij als eerste geestelijke toetrad tot de S.D.A.P., de voorloper van de P.v.d.A. Hij was zeer betrokken bij het ‘sociale vraagstuk’ zoals dat werd genoemd. De ongelijkheid had hij al leren kennen in zijn eerste standplaats als dominee in Delden, waar hij bittere armoede tegen kwam bij de arbeiders.

 

Maar in Zaandam, waar hij in 1884 kwam te werken, maakte hij pas echt kennis met de sociale strijd. Hij werd o.a. bekend omdat hij in debat ging met de grote man van die tijd dominee Domela Nieuwenhuis.

Hij ontmoette veel tegenstand in de kerk bij zijn optreden voor sociale gelijkheid. Maar bij de arbeiders van Zaandam was hij een gevierd persoon. Toen hij in 1908 weer eens het podium in Ons Huis besteeg tijdens een verkiezingsbijeenkomst, werd hij door hen met een ’donderend applaus’ begroet schreef de krant. De zaal kwam als een man overeind om hem te eren.